Trijntje Cornelis, Vs. 1386.
In Huygens' Trijntje Cornelis komt vs. 1386 een aardige uitdrukking voor, die door Dr. Eymael niet wordt verklaard en toch wel enige toelichting verdient. Als Kees, de schippersknecht, honger begint te krijgen, zegt hij tegen Trijn:
.... Vrouw, ken je gien Suyer son?
Hoe klaerje 't? deckje nouw je taefel op en Ton?
Of selje myn der mé en voetjen ongder laete?
De gecursiveerde woorden worden opgehelderd door de volgende parallelplaats uit Izaac de Vos' Klucht van de Moff, waarin Brechje een vrijer afwijst met de woorden: Her uyt geck, ick eet op ien tobbe, je steeckt jou voeten niet onder mijn tafel.
Een vergelijking van de twee plaatsen leert, dat het beeld, waarmee oorspronkelik ongastvrijheid werd veraanschouwelikt, bij Vos reeds een ruimer betekenis heeft gekregen: ik moet niets van je hebben, wil Brechje zeggen. Men vindt deze spreekwoordelike uitdrukking ook vermeld bij Harrebomée II, 337 en 322 i.v. tafel. Op de laatste plaats verwijst hij naar Servilius en Sel(ecta) Proverbia. De uitdrukking was dus reeds vóór de 17de eeuw in gebruik.
Amsterdam.
A.A. Verdenius.