| |
| |
| |
Uit de tijdschriften.
(Maart-April).
De Gids. April.
Een artikel van C.J.J. Westermann handelt over Taalbevrijding, d.w.z. over de vereenvoudiging van spelling en buiging. Nieuwe gezichtspunten ontbreken geheel: men vindt hier weer de onder leken gewone vaagheid en verwarring van begrip, gepaard met de typies-Hollandse eigen-wijsheid. Dilettanties is het alstraheren van ‘de taal’, b.v. in de volgende uitspraken: ‘De taal geeft dus blijkbaar van oudsher vrijheid het oor te laten beslissen over de buigingsuitgang’, of: in spellingkwesties ‘moet men de taal zelve laten spreken’. Ook omtrent de zogenaamde ‘expressiviteit’ van de den-vorm verkondigt de schrijver dezelfde denkbeelden, die meermalen door letterkundigen neergeschreven zijn. Wat hij als normen voor het algemene schrijven zou wensen vast te stellen, blijft geheel in het duister. - D.A.M. Binnendijk schrijft een woord van herinnering Bij den dood van Jac. van Looy.
| |
De Nieuwe Gids. April.
Kloos schrijft over een oorspronkelike Nederlandse tragedie: Walther Rathenau door H. Gerversman. - Het artikel Na een halve eeuw van H.H.J. Maas bevat ‘eenige opmerkingen over de cultureele beteekenis der beweging van 1880’.
| |
Groot-Nederland. Maart.
Aug. Vermeylen geeft een In memoriam Karel van de Woestijne. - J. Prinsen beschouwt Hooft en Vondel tegenover de idee der volkssouvereiniteit, enigszins uitgebreider dan in zijn voordracht voor de Kon. Vlaamsche Academie. - F. Coenen beoordeelt de beide studies over Cyriel Buysse, door Herman van Puymbrouck en door Achilles Mussche.
| |
April.
Frans Coenen herdenkt Jacobus van Looy. - J. Prinsen besluit zijn bovengenoemde opstel.
| |
De Stem. Maart.
Deze aflevering bevat o.a. Iets over het dichterschap van P.C. Boutens, door Roel Houwink, de rede die Dirk Coster uitsprak bij de ere-tentoonstelling van Boutens' werken, en een opstel van C. Brakman Jz. over Boutens als Vertaler van klassieke stukken. Het Critisch Bulletin geeft een aantal boekbeoordelingen.
| |
| |
| |
April.
Johanna Snellen vertelt Iets over Zuster Bertkens persoonlijkheid als mystica en schrijfster.
| |
Leiding. Maart.
Albert Verwey eert Guido Gezelle door het eerste gedeelte van een studie over de dichter te publiceren. - De Literaire Kroniek van P.N. van Eyck is gewijd aan R. van Genderen Stort, wiens roman Hinne Rode zeer uitvoerig besproken wordt, in verband met zijn vroeger werk. - Mea Mees-Verwey beoordeelt de Vondel-bloemlezing van Mej. C.C. van de Graft; P.N. van Eyck De Nederlandsche Dichtkunst sinds 1880 door M.L.M.E. van Leeuwen; Albert Verwey de jongste dichtbundel van Willem van Doorn.
| |
Opwaartsche Wegen. Maart.
J. Haantjes bespreekt Afrikaans proza, nl. het werk van C.J. Langenhoven. - Han. G. Hoekstra schrijft over A. den Doolaard; over dezelfde schrijver gaat Gabriel Smit's opstel De laatste en de eerste ronde.
| |
April.
Jan. H. de Groot beoordeelt de Liederen van den Arbeid door Martien Beversluis.
| |
Roeping. Maart.
Henri Bruning beoordeelt de bundel Het Vaderland van Gerard Wijdeveld. - Herman Oosterwijk oordeelt zeer ongunstig over het jongste toneelwerk van Felix Timmermans: Zeven tafereelkens uit het leven van de H. Catharina van Sierma.
| |
April.
Onder het opschrift Hardlooper voor den Heer geeft Bernard Verhoeven een fragment uit zijn Gezelle-studie: ‘Guido Gezelle, Vader van het nieuwe Vlaanderen.’
| |
Den Gulden Winckel. Maart.
Theun de Vries schrijft een In memoriam Jac. van Looy. - De Kroniek van het Proza, door Roel Houwink, is getiteld Gevaarlijk aestheticisme: de schrijver van Kleine Inez, en behandelt de roman Hinne Rode.
| |
April.
Anthonie Donker beoordeelt in Een debutantengalery verzen van D.A.M. Binnendijk en van Harbo C. Kool; verderop ook Het Rondeel van August Heyting. - R. Houwink schrijft, naar aanleiding van Simsons Ontreddering over ‘de tweeslachtigheid van Querido's talent.’
| |
De Vlaamsche Gids. Maart.
Onder het opschrift Maskeroen geeft Marc Wils een samenvatting van het Mnl. gedicht, door Snellaert uitgegeven. In de Vlaamsche Kroniek bespreekt Lode Monteyne beknopt enige nieuwe boeken.
| |
| |
| |
April
R. Verdeyen maakt enige opmerkingen over Taal en Taalbeweging. Hij betoogt dat het opgeven van de moedertaal eestal voortkomt uit de erkenning van eigen minderwaardigheid.
| |
Vlaamsche Arbeid XXV. Afl. 1-2.
Bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan brengt deze lijvige aflevering uitvoerige registers over de inhoud van een kwart-eeuw.
| |
Dietsche Warande en Belfort. Maart.
C. Daenen trekt een parallel tussen de persoonlikheid van Dante en Henriette Roland Holst-Van der Schalk. - Maurits Sabbe besluit zijn bijdrage: Volksliteratuur over de Inneming en het Verlies van de Schencke-Schans, met de bespreking van enige Noord-Nederlandse politieke gedichten, o.a. een in namaak-Brabants, naar de trant van Bredero. - F.A. Brunklaus schrijft over Dr. Frederik van Eeden en de Muziek.
| |
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Nov.
Deze aflevering bevat een lijst van 125 vlugschriften, van betekenis voor de Vlaamse Beweging en de Taalstrijd in België. - H.J. van de Wijer doet uitvoerige mededelingen Uit de geschiedenis van de spelling der Vlaamsche gemeentenamen.
| |
Tijdschrift voor Nederl. Taal- en Letterkunde, XLIX. Afl. 1-2.
C.G.N. de Vooys publiceert het slot van zijn beschrijving der Rederijkersspelen uit het archief van ‘Trou moet blijcken’. - A.C. Bouman vergelijkt Het 41ste der Limburgse Sermoenen en de 10de brief van Hadewijch en komt daardoor tot ‘het vermoeden dat deze 10de brief wel eens niet van Hadewijch kon zijn’. - R. van der Meulen vult een vroegere bijdrage aan over Romeinsche vellen. - A.A. Verdenius geeft Aantekeningen bij Breero's kluchten. - Th.M. Chotzen schrijft over Willem's Madoc en zijn bron, ‘mogelik een episodiese Arthur-roman met Madoc (Mador) als hoofdfiguur’. - W.H. Beuken protesteert tegen Van Mierlo's beschouwingen over Ouderdom en geest van het gedicht Vanden Levene ons Heren. - J.A. van Praag wijst op een zeldzame Nederlandsche vertaling van een weinig bekenden Spaanschen Schelmenroman, getiteld ‘Ware History der Bedriegeryen dezer eeuw’ (1645). - J. de Vries onderzocht de afleiding van Huneedden en Hunen en komt tot de gevolgtrekking dat ‘Hunen een ook in ons land eenmaal gebruikte naam voor de Sassen was’. - A.A. Verdenius komt terug op de Mogelike spelvormen onzer
| |
| |
j-pronomina in Middelnederlandse en 17de-eeuwse taal, naar aanleiding van J.W. Muller's artikels in de N. Taalg. XX en Tijdschr. XLV. In hoofdzaak handhaaft hij zijn enclise-theorie, maar een definitieve oplossing verwacht hij eerst van het moderne dialektonderzoek. - N. van der Laan beschrijft een bundel Rederijkersspelen in de bibliotheek van het Leidsche gemeente-archief, waaruit hij een ‘Cluchte van Kijck in de krijch’ geheel bekend maakt. - J.H. Kern schrijft over het zeldzame woord Gheterjuint. - Verder bevat de aflevering nog enige Kleine mededeelingen.
| |
Tijdschrift voor Taal en Letteren. Jan.
J. Moormann publiceert het eerste gedeelte van een vergelijkende geheimtaalstudie over De Kramertalen, voornamelik bestaande uit een beredeneerde woordenlijst.
| |
Bulletin de la Société de linguistique de Paris XXX, fase. 2.
Een studie van A.W. de Groot gaat over La métrique générale et le rythme, een onderwerp dat hij binnenkort ook in ons tijdschrift zal behandelen.
| |
Eigen Volk. Maart.
H.H. Knippenberg vervolgt zijn artikel over Noordbrabantsche folklore en geeft o.a. vastenavondliedjes. - J. Rasch behandelt de bestaande Centra voor volkskunde in Nederland. - Kerst Zwart schrijft over Nederlandsch in Oost-Friesland.
| |
Museum. Maart.
J.W. Muller bespreekt uitvoerig de Refereinenbundel van 1524, verzameld door Jan van Styevoort. - J.L. Walch beoordeelt de Verzen van Vondel, bijeengebracht door Dr. C.C. van de Graft.
| |
April.
J. Heinsius bespreekt het vervolg van Verdam's Middelnederlandsch Woordenboek door Stoett en De Vreese. - J.F.M. Sterck beoordeelt het proefschrift Bilderdijk et la France van J. Smit.
| |
Ons Eigen Blad. Febr.
P. Gerlach Royen begint een nieuwe artikelenreeks: Grammatikaal Bont Allerlei. In het eerste trekt hij te velde tegen officiële en niet-officiële onkunde, zoals die gebleken is bij de gedachtenwisseling over spelling en verbuiging in het parlement.
C.d.V.
|
|