De Nieuwe Taalgids. Jaargang 24
(1930)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
Kroniek en kritiek.Een nieuwe geslachtsregeling van overheidswege?De Minister van Onderwijs heeft bij de begrotingsdebatten zijn voornemen aangekondigd, om - als de Ministerraad het goedkeurt! - het woordgeslacht definitief te regelen, en voor het onderwijs en de examens voortaan ‘een vaste lijn te trekken.’ Volgens deze regeling blijft de buigings-n achterwege, behalve in drie gevallen: 1o. bij de namen van mannelike personen; 2o. bij de namen van dieren die òf slechts een mannelik individu aanduiden (stier, os, hengst) òf een gebruikelik afleidsel op ‘in’ voor het vrouwelike individu naast zich hebben (leeuw, wolf, ezel); 3o. de samenstellingen met een der bij 1 en 2 genoemde woorden als tweede lid. Dit is dus een nieuwe nominale classificatie, waarbij de aanduiding met de termen ‘mannelik’ en ‘vrouwelik’ wel niet toegepast, maar blijkens de regels wèl bedoeld wordt. Van wetenschappelik standpunt is deze nieuwe onderscheiding volstrekt verwerpelik; van prakties standpunt op den duur onhoudbaar. Het advies van de Inspekteurs, waarop de Minister zich beroept, gaat terug op het advies van de Staatskommissie van 1918. Dat dit plan wetenschappelik onverdedigbaar is, menen wij vroeger reeds aangetoond te hebben.Ga naar voetnoot1) Onlangs heeft Dr. Gerlach Royen, wiens gezag op dit gebied niemand zal ontkennen, glashelder aangetoond hoe de verwarring van sexe en genus, doordat beide termen in de vertaling met ‘geslacht’ samenvielen, zelfs taalkundigen parten gespeeld heeft.Ga naar voetnoot2) Wie gezag tegenover gezag wil plaatsen, en er op wijst dat ook in die Staatskommissie taalkundigen-van-naam zitting hadden, vergeet dat deze regeling slechts aanvaard werd als ‘een middenweg, die altans voorlopig bruikbaar’ zou zijn! | |
[pagina 49]
| |
Op die bruikbaarheid valt intussen heel wat af te dingen. In de eerste plaats zijn er tien jaren verstreken, waarin gebleken is dat geen van de vele auteurs die de buigings-n lieten vallen, iets voelde voor de aanbevolen ‘middenweg’. In de tweede plaats zal elk prakties schoolman op bezwaren stuiten. Voortaan zullen woorden als mens, persoon, getuige enz. tweeërlei geslacht hebben. Zal een nauwkeurige speller dan moeten schrijven: de levensduur van de(n) mens? Mej. Westerman zei in het debat dat ze geen ‘voorstander’ was van de vereenvoudigde spelling. Is voorstander nu een vrouwelik woord geworden? En een vrouwelike professor, doktor, schrijver? Hoe moet men het geslacht van een engel, een duivel bepalen, om te weten òf ze al of niet door n's vergezeld moeten worden? Wordt de diernaam hond opeens mannelik als men een man met dat woord uitscheldt? Hoe lang zal men de schoolregel onthouden, dat leeuw en wolf mannelik, maar olifant en hond vrouwelik zijn? Een strenge schoolmeester zal gedurende de schooljaren zulke regels kunnen handhaven, maar daarna loopt het stellig mis. Een nieuwe orde is op zulk een wrakke grondslag niet te vestigen! Een vraag die ook onbeantwoord blijft in het ministeriële voorschrift is deze: mogen naast de zogenaamd ‘vrouwelike’ woorden, die altijd de bij zich hebben, ook genitieven met der geschreven worden, b.v. het einde der cursus, de bepaling der tijd? Naast: ‘zonder aanzien des persoons’ ook ‘zonder aanzien der persoon’, als het op vrouwen betrekking heeft? En nu de hoofdzaak: er kan geen sprake van zijn, dat zulke kunstmatige geslachtsregels, die nòch op de geschiedenis van de taal, nòch op het schrijfgebruik gegrond zijn, in een wetenschappelike spraakkunst opgenomen, of bij wetenschappelik onderwijs in ernst gedoceerd worden. De leraren die aan onze Universiteiten opgeleid worden, de onderwijzers die degelik onderwijs genoten op kweekscholen, zullen desnoods door dwang er toe gebracht worden om hun leerlingen deze regels in te prenten, maar dat zij het tegen hun wetenschappelike en pedagogiese overtuiging doen, kan moeilik verborgen blijven, temeer omdat de propaganda voor een betere en afdoende regeling steeds meer veld zal winnen. Hoe kan zulk taalonderwijs dan gedijen! Een middenweg kan onder omstandigheden aanbevelingswaardig zijn, maar deze middenweg loopt onherroepelik dood. C.G.N. de Vooys. |
|