De Nieuwe Taalgids. Jaargang 24
(1930)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBargoens in een laat-middeleeuwse klucht.In de klucht Vande schuyfman (1504) zegt een der ‘fielen’: ‘Int lijckhuijs daer geeftmen witten hoeff’ (vs. 99). Verdam's verklaring (Mnl. Wdb. III, 465) als ‘hoefblad’, overgenomen in het Ned. Wdb., klinkt al heel onwaarschijnlik! Zonder twijfel hebben we hier het Bargoense woord hoef, dat Is. Teirlinck in zijn Woordenboek van het Bargoens optekende, en dat brood betekent. Toen mijn aandacht hierop gevallen was, viel het niet moeielik, ook andere woorden uit de taal van deze fielen als Bargoens te herkennen, nl. fluyten (vs. 266) = er van door gaan, botten (vs. 303, 366, 424) = gulzig eten, inzwelgenGa naar voetnoot1), bucht (vs. 601) = geld, en misschien ook snoeren (vs. 426), dat het Mnl. Wdb. alleen op deze plaats kent, en dat wel in verband zou kunnen staan met het Bargoense woord snor: dronken (Teirlinck). Is poyen (vs. 447), volgens Franck-Van Wijk van onzekere oorsprong, misschien oorspronkelik ook boeventaal? Een nader onderzoek zou nog meer aan 't licht kunnen brengen. Het lijkt mij vrij zeker, dat de onbegrijpelike verzen 84-85, door de Haarlemse schrijver (bijna een eeuw later!) verknoeid, Bargoens bevatten, al zie ik geen kans, ze door een aannemelike gissing te herstellen. Nobis kan betekenen: neen, niet of niemand; achter mots, kan schuilen het woord mots: hoer of mos: boerin. C.d.V. |
|