De Nieuwe Taalgids. Jaargang 23
(1929)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 273]
| |
Potgieter en de Amerikaanse letterkunde.GroenewegenGa naar voetnoot1) spreekt op gezag van Huet over Potgieter's levenslange bewondering voor Amerika; NippoldGa naar voetnoot2) wijst op die bewondering in zijn hartelike levensschets; maar wie zelf Potgieter leest, heeft die verzekering van zijn vrienden eigenlik niet nodig, telkens en telkens weer herinnert hij ons aan de Verenigde Staten. In 1871 - wanneer de dierbare Busken Huet's, al sinds enkele jaren op Java zijn gevestigd, en scheiding en dreigende verwijdering de achtergeblevene zo dikwijls hebben gedrukt - blijkt Amerika voor Potgieter toch krachtiger magneet dan Indië en schrijft hijGa naar voetnoot3) aan de verre vriend: Als ik drie, als ik zes maanden tijd konde vinden, hoe aangenaam het mij zijn mogt, U en de Uwen weer te zien, ik geloof toch, dat ik naar de Vereenigde Staten toog. Houd het mijne bekrompenheid ten goede, maar mijne sympathiën hebben niets Oostersch. ‘Westwards the Star of Empire takes its way’. ‘Mount Vernon’, ‘Abraham Lincoln’ tonen hoe hij zich op ouder leeftijd verdiept in Amerika's geschiedenis van de dag, maar ‘Aan New York’ uit 1842Ga naar voetnoot4) getuigt al van studie der Verenigde Staten; en als in 1855Ga naar voetnoot5) de Gidsredactie een brief uit Pella ter lezing ontvangt, en deze, ingeleid en omgewerkt, in haar tijdschrift wil plaatsen, is het bijna vanzelfsprekend, dat die omwerking aan Potgieter, kenner van Amerikaanse toestanden, wordt opgedragen. Hieraan danken we ‘Landverhuizing naar de Verenigde Staten’,Ga naar voetnoot6) een binnen enkele dagen geschreven studie over emigratie. Jaren later oefent Potgieter,Ga naar voetnoot7) zelf steeds zoekend | |
[pagina 274]
| |
naar kleur en relief, kritiek op Huet's naar zijn zin wat mat artikel over de Pacific Spoorwegen. Bescheiden en zonder ophef gewaagt die kritiek toch van eigen - in Europa verworven! - vertrouwdheid met Noord-Amerika: ‘Het kaartje bij Uw Pacific Spoorwegen is achter gebleven, het spijt mij, en waarom? Dewijl ik plan heb, naar de Staten te gaan? Toch niet, maar op hoe kleine schaal het mogt zijn uitgevoerd, het zou mij gelegenheid hebben gegeven, U met den vinger aan te wijzen, hoe vele gelegenheden Gij ongebruikt voorbij liet gaan, Uw opstel een weinig locale kleur te geven, waardoor het zoo veel zou hebben gewonnen.’ Een jong land met jonge krachten ‘een volk, dat, evenals het onze, in zijne jeugd der wereld nieuwe wegen wijst, geloovende en arbeidende tevens’, moest Potgieter, die onze opkomst, onze zeventiende-eeuwse kracht zo vurig verheerlikte, wel trekken; de achtergrond voor dat energieke, nog wel overwegend puriteinse volk - zee, als bij ons! maar verder eindeloze wildernissen, schaars bewoond door zwervende stammen - boeide zijn romantiese geest die toch niet alleen naar het zeventiende-eeuwse Holland was gericht. ‘Hem trok onweerstaanbaar aan wat jong was, bewegelijk en levendig’, we mogen het ook op een jeugdig land toepassen. Zelf levend in zijn verslapt Amsterdam, ziet hij New York, de krachtig groeiende stad, als ‘ongelijkbre Stedemaagd’; innig spijt het de Hollander, fier op de kolonie Nieuw Amsterdam, bij Amerikanen geen waardering en zelfs spot voor de Nederlandse voorvaders te vinden.Ga naar voetnoot1) Hoe zijn Amerikaanse sympathieën, in later jaren zeer zeker, verband hielden met zijn idealisties liberalisme, waarin hij zich hier zo bitter teleurgesteld voelde, maar dat hij ver weg in de Staten als democratie meende te herkennen, heeft de Vooys uiteengezet.Ga naar voetnoot2) Potgieter, die in Amsterdamse handelskringen leefde en zelf wel zaken op Amerika deed,Ga naar voetnoot3) zal zich allicht enigszins voor Amerika's oeconomiese quaesties hebben geinteresseerd; zijn belangstelling in Amerikaanse cultuur, voorzover | |
[pagina 275]
| |
geuit in zijn geschriften, is vooral belangstelling in Amerika's geschiedenis en vrijwording, en in Amerika's litteratuur. Speciaal zijn verhouding tot de Amerikaanse letterkunde zal het onderwerp van dit opstel zijn.Ga naar voetnoot1) Aan die letterkunde heeft hij geen uitvoerige afzonderlike studie gewijd, maar overal verspreid liggen talrijke gegevens die wijzen op zijn grote belezenheid ook hier. De VooysGa naar voetnoot2) spreekt over de ‘achtergrond van Europese letterkunde die in bijna alle kritiese beschouwingen van Potgieter doorschemert’; willen we Potgieter's veelzijdige litteratuurkennis volkomen recht doen, dan moeten we dit uitbreiden tot ‘Europese en Amerikaanse letterkunde’. Potgieter stond in Nederland volstrekt niet alleen met zijn belangstelling voor de Verenigde Staten. In de 18de eeuw had ook Holland de Onafhankelikheidsoorlog met spanning gevolgd; West-Europa, moe na Napoleon's glorie en val, zag in het niet-vermoeide, voortvarende Amerika, een land van belofte; vele ‘Europamüden’ in Duitsland droomden van een bevrediging hunner democratiese illusies of romantiese hunkering in een nieuwe wereld;Ga naar voetnoot3) sinds 1815 trekken arme Duitse en Zwitserse emigranten bij honderden door ons land op hun uittocht naar Amerika, schepen in onze havensteden importeren populaire verhalen over dat opkomende werelddeel, en tegen 1835, als ellendige landbouwtoestanden, handelsmalaise, onderdrukking der Afgescheidenen, het leven voor velen in Nederland onleefbaar maakt, begint ook hier de eigenlike trek naar het Westen, die een tien jaar later de Grote Trek wordt, een soms bijna mystieke exodus.Ga naar voetnoot4) In de eerste helft der 19de eeuw worden we overstroomd met oorspronkelike of vertaalde litteratuur Amerika betreffend; de Gids geeft dan ook dadelik besprekingen van geschriften | |
[pagina 276]
| |
uit of over de Verenigde Staten.Ga naar voetnoot1) Met de grote boekenstroom die ons bereikte, is vrij veel Amerikaanse belletrie, of literair gekleurde historie meegevloeid, ten dele waarschijnilk wel langs Engelse bedding, al was in Engeland omstreeks 1830 Amerikaanse letterkunde misschien minder populair dan in Frankrijk of Duitsland. BalzacGa naar voetnoot2) meent dat Cooper zijn grote naam in Europa dankt aan de hartstochtelike bewondering van de Fransen, en de verbreidheid van hun taal. Werk van Cooper en Irving werd in het Frans en Duits vertaald; een zekere invloed van Irving op bekende Duitse auteurs,Ga naar voetnoot3) op Hauff, op Heine misschien, en Annette von Droste, wordt aangenomen. Hier te lande meent Potgieter bij de lezers van de Muzen-almanakGa naar voetnoot4) op een weinig studie van Amerikaanse letterkunde te mogen vertrouwen. Terecht waarschijnlik. In Holland worden van 1826-40 zeker dertien romans naar Fenimore Cooper vertaald, en zeer verschillend ontvangen. De ‘Recensent ook der Recensenten’ noemt de ‘Laatste der Mohikanen’ een wilde en ijselike roman die allerminst der tedere sekse warm mag worden aanbevolen;Ga naar voetnoot5) Helvetius van den BerghGa naar voetnoot6) daarentegen leent aan het enige meisje te Wijk bij Duurstede dat ‘smaak voor goede lecture’ heeft, Schiller en Cooper. BakhuizenGa naar voetnoot7) voelt voor onze auteurs een gevaar in het navolgen van de Amerikaanse romancier. Ongeveer gelijktijdig met de vertalingen naar Cooper verschijnen werken van Irving in het Hollands, tussen 1823-40 | |
[pagina 277]
| |
een negental.Ga naar voetnoot1) Drost bespreekt ‘Alhambra’ vrij uitvoerig in de ‘Vriend des Vaderlands’;Ga naar voetnoot2) Beets heeft Irving gekend en misschien enigszins onder zijn invloed gewerkt.Ga naar voetnoot3) Ook verschijnen vertalingen naar proza van Miss Sedgwick en Dana Jr., en van Paulding, ‘Sybrand Westbrook’; in 1847 krijgen we de ‘Lotgevallen van Twee Matrozen’ naar ‘Typee’ van de grote, langvergeten Herman Melville; reeds in 1852 Mensing's vertaling van Hawthorne's ‘House with the seven Gables’ dat SchimmelGa naar voetnoot4) spoedig daarop in de Gids aankondigt; het wordt gevolgd door een Hollandse ‘Scarlet Letter’ ‘Blithedale Romance’ ‘Mosses from an old Manse’. Natuurlik ontbreekt de ‘Negerhut’ niet. W.E. Channing moet omstreeks '50 in het Nederlands gelezen zijn, Longfellow was hier vooral tussen 1855 en '65 zeer populair, en ‘Evangeline’, ‘Miles Standish’, vielen in onze taal te genieten. We kunnen dus niet zeggen dat Potgieter het monopolie van letterkundige belangstelling voor de Verenigde Staten had, en dat hij, die de Skandinaafse poëzie voor Holland ontdekte,Ga naar voetnoot5) er ook de Amerikaanse letteren invoerde. Maar wellicht is het bij ons toch weer eerst en alleen Potgieter geweest die de Amerikaanse letterkunde min of meer in verband overzag en die zich voortdurend voor die litteratuur blééf interesseren; met enkele vertalers is hij het vooral door wie Holland meedoet aan de Europese bewondering voor Cooper en Irving. Amerikaanse poëzie was hier weinig bekend;Ga naar voetnoot6) en HuizingaGa naar voetnoot7) verzekert dat Bryant, Whittier, Lowell, in Nederland zo goed als niet worden gelezen. Potgieter's schuld is dat niet, verzen van Bryant, Whittier althans, heeft hij een enkele maal vertaald of bewerkt, zonder de namen dier dichters in Holland tot een populaire klank te maken. Werk van Amerikaanse auteurs, dichters en prozaschrijvers, heeft hij gemeend te kunnen ge- | |
[pagina 278]
| |
bruiken bij zijn taak van gids voor het Nederlandse volk. Van Cooper tot Hawthorne is het een eerbiedwaardige rij Amerikaanse schrijvers, die Potgieter gekend, vertaald of gekarakteriseerd heeft. De meeste waren zijn tijdgenoten; 18de eeuwse schrijvers leverden hem, meen ik, geen stof. Naast grote namen, Cooper, Washington Irving, Hawthorne, horen we iets minder klinkende maar toch bekende, als Bryant, Whittier, Longfellow; dan die van een reeks hier zeer zeker en in de Staten misschien vergeten figuren: Miss Sedgwick, Mrs. Sigourney, Willis, e.a. Wat romantiek en wat humor, menselikheid en moraal, heeft hij voor Holland uit die letterkunde gekozen en in bespreking of vertaling tot de lezers van zijn tijdschrift gebracht; ten dele zeer zeker vond hij er eveneens bevrediging voor eigen kieskeurige smaak. Cooper was voor het Europa van zijn tijd de Amerikaanse romantiek.Ga naar voetnoot1) Met Byron en Scott en enkele anderen, heeft ook Potgieter hem gerekend tot de groten onder de Engels schrijvende romantici. Dadelik in de Gids van 1837Ga naar voetnoot2) geeft hij een korte karakteristiek, als inleiding op kleine fragmentjes naar deze schrijver, een meer actuele dan gelukkige greepGa naar voetnoot3) en een proefneming die niet werd voortgezet. Potgieter voelde zelf, dat Cooper's kracht niet in dit genre lag, hem kwam ‘de grootsche eernaam van dichter en schilder der zee’ toe; Scott, Byron, Moore zijn veelzijdig.... ‘Cooper moet gij op zee laten, wanneer gij hem bewonderen wilt. Werp mij zijne woestijnen, zijne Savannah's, zijne bosschen niet tegen; wat zijn het anders dan een andere Oceaan, eindelooze ruimten, waarop geene menschelijke bewoners een spoor hunner aanwezigheid achterlieten; wildernissen, waarvan hij ons de vergeten zwervers met even gloeijende kleuren schildert, als die, welke hij bij het in het leven terugroepen der gezonkene beheerschers der wateren bezigt.’Ga naar voetnoot4) Wij beschouwen Cooper enigszins als jongenslectuur; hem in één adem te noemen met | |
[pagina 279]
| |
Byron en Scott was voor zijn tijdgenoten zeer gewoon en Potgieter formuleert een oordeel als BalzacGa naar voetnoot1) iets later uitspreekt. Cooper, Irving - nog in 1859 is hij van hun vervuld en vormen zij met Shakespeare en Scott het onderwerp van conversatie als hij Nippold voor het eerst ontmoetGa naar voetnoot2) - zijn voor hem de waardige vertegenwoordigers van romantiek en humor in de Staten; de enige die tot voor kort Europa hadden kunnen bekoren, terwijl zelfs Chateaubriand's roem taande naast die van Cooper, heet het in een kritiek,Ga naar voetnoot3) die Potgieter aanleiding werd tot een wat bredere beschouwing der Amerikaanse letterkunde. ‘Pathfinder’ ‘Deerslayer’ noemt hij in zijn rijpe tijd Cooper's beste en blijvende boeken;Ga naar voetnoot4) in zijn jeugd trekken hem zijn romans van de zee: ‘Cooper leerde der wereld belangstellen in een schip op den Oceaan verloren, als waren touwen, masten en zeilen, zoo vele bezielde wezens, als sloeg er een hart in het ontzaggelijk gevaarte!’Ga naar voetnoot5) Van Willis, veel later in één adem met Cooper geprezen om zijn heerlike prairiebrand,Ga naar voetnoot6) vertaalt PotgieterGa naar voetnoot7) levendig ‘Wigwam contra Almack's’, dat in de tegenstelling prairie - Londense wereld, en in het huwelik van een Amerikaanse erfdochter met een Indiaans stamhoofd, evenals het werk van Cooper, een sterk romanties element heeft. Zoals Potgieter naast de romantici Byron en Scott aandacht geeft aan Cooper, trekt hij met de Engelse humoristen Lamb, Hazlitt, Hunt, ook de Amerikaanse humorist Washington | |
[pagina 280]
| |
Irving binnen zijn belangstelling. Irving had in zijn ‘History of New York’ een loopje genomen met het Hollands-Amerikaanse element, Potgieter rekent er in ‘Aan New York’ met hem over af, en weet zijn letterkundige waardering van elk gekrenkt nationaliteitsgevoel af te scheiden. In 1833 voor het eerst noemt hij Irving in een brief aan Drost, naar aanleiding van ‘Alhambra’.Ga naar voetnoot1) Enige kritiek is er bij Potgieter wel; in 1838 schrijft hij: ‘hoe vervelend hij sedert zijn uitmuntend Sketch Book, zijn fraai Bracebridge-Hall, zijne boeijende Tales of a Traveller en zijn meesterlijk beschreven Alhambra geworden zij, (hij schijnt) nog genade te vinden in de oogen van ons publiek.’ Het volgend jaar niets dan lof; hij spreekt van Irving's ‘weergalooze heerschappij over de taal, een talent voor stijl, dat hem vergunde de modellen van het Moederland eensklaps op zijde te streven.’ ‘Vernuft en gevoel, geest en luim, gaven zijner Verhalen en Schetsen eene popularitiet buiten het bereik van zijn genialen landgenoot (d.i. Cooper). Voor weinige jaren, zeiden wij, waren zij de eenige Americanen, welke men in Europa bewonderde; zonderling genoeg hebben zij hunne vermaardheid reeds overleefd.’Ga naar voetnoot2) Maar Potgieter blijft Irving trouw, en vier jaar later vertaalt hij het hoogst romanties geënsceneerde mirakel van Don Manuel de Sevilla: ‘Don Juan, Studies van Spoken’;Ga naar voetnoot3) ‘Mid-Sommar te Stockholm’ heeft hij enigszins als tegenhanger van de Sint Jansnacht uit ‘Alhambra’ bedoeld.Ga naar voetnoot4) In zijn studie over George Crabbe,Ga naar voetnoot5) vergelijkt hij diens ‘Library’ met Irving's ‘Mutability of Litterature’, de geestige klacht van het ongelezen quartootje in het ‘Sketch Book’: ‘Veertig jaren later zal dezelfde gedachte, de ’Wisselziekte der Letterkunde”, niet poëtisch maar humoristisch, een stijl die beter met de stoffe strookt, door Washington Irving worden uitgedrukt. Uit de wouden der nieuwe wereld’ (een wat romantiese blik op de | |
[pagina 281]
| |
schrijver van Engelse ouders geboren) ‘over den Atlantischen Oceaan, moet de werkman komen, die met meer smaak en meer studie - geef elk wat hem toekomt - den steen zal overkasten, die zoo kwalijk door George was gezet’. En nog eens in een brief aan HuetGa naar voetnoot1) schrijft hij over Geoffrey Crayon's Mutability of forms. Al deze jaren komt dus Potgieter telkens weer op Irving terug; tot in de toelichting bij Florence weet hij een citaat uit ‘Columbus’ te plaatsen! Naam en begrip Salmagundi, haringsla, d.w.z. krities allegaartje door velen geschreven, moet hij wel aan Irving's ‘Salmagundi or the Whim Whams and Opinions of Launcelot Langstaff E. and others’ hebben ontleend, Groenewegen'sGa naar voetnoot2) restrictie is te voorzichtig. Het Amerikaanse ‘Salmagundi’ was het gemeenschappelik voortbrengsel van Irving, zijn broer William en J. Kirke Paulding; ook het Nederlandse was door Potgieter in collaboratie met anderen opgezet al moest hij spoedig het werk alleen doen. Irving's schepping, korte schetsen in het genre van de spectatoriale geschriften, is luchtig van vorm en fijn van toon; ‘to instruct the young, reform the old, correct the town and castigate the age’ was zijn doel; vermoedelik heeft Potgieter iets dergeliks gewild, maar de gave voor lichte satire ontbrak hem; zwaar, gedrongen en overvol viel zijn opstel uit. Verband, behalve in bedoeling en naam, zie ik niet tussen de Salmagundi's.Ga naar voetnoot3) Wel bergt Potgieter's kritiese novelle allerlei Amerikaanse herinneringen, Longfellow bijv., Willis, Prescott, vinden we er genoemd. Als Potgieter ‘Landverhuizing’ publiceert, tekent hij ‘Salmagundist’, daar waarschijnlik mede zinspelend op het Amerikaanse van zijn mengseltje: de brief uit Pella, zijn omwerking. Irving's John Bull kan misschien Potgieter hebben geinspireerd bij de schepping van het gezin Jan Jannetje, Kalff wijst terloops op de mogelikheid.Ga naar voetnoot4) Het lijkt uiterst waarschijnlik; de gegeven citaten bewijzen dat Potgieter Irving goed kende en bewonderde. Reeds in 1838 noemt hij het ‘Sketch Book’, de bundel waarin ‘John Bull’ was opgenomen. De grote overeenkomst ligt in de | |
[pagina 282]
| |
functie der hoofdfiguren; John Bull, de dikke oude landedelman met het rode vest en de zware knuppel, personifieert zijn natie, zoals Jan, de burgerkoopman, breed van schouders, fors van knokken, de pijp in de mond, Holland. Beiden zijn voorgesteld als vaders van een gezin vol jongens; en beider huis heeft zijn kruis! In het oeconomies ontredderde Engeland (Irving's schets is van 1820), waar het onder een bekrompen Toryregering tot oproerig verzet en verbod van openbare vergaderingen komt, is het ‘a noisy rattle-pated fellow, of rather low habits, who neglects his business to frequent ale-houses... a complete oracle among the poorest of his father's tenants’, die zijn conservatieve vader zorg geeft. Beide vaders - en in Engeland en in Holland waren de tijden slecht - doorleven hun melancholieke ogenblikken, maar vermannen zich dapper; Potgieter spreekt van de ‘mijmerzieke vlaag van den anders opgeruimden oude’ en John Bull ‘now goes about whistling thoughtfully to himself, with his head drooping down.’ Jan Cordaat kunnen we zetten naast Tom, het Engelse leger; misschien zijn er min of meer bewust nog enkele reminiscenties in Potgieter opgekomen bij het uitwerken van zijn gegeven. Bull houdt van boksen, van rennen, Jan bond de schaatsen onder, en zeilde. We horen van Bull's en Jan's eeuwenoude home, van Bull's voorvaderlik landhuis met donkere gangen, bijgebouwen, en weidse zalen, van Jan's ruime feestvertrek ontsierd door de benepen moderne schoorsteenmantel. Jan krijgt steken onder water van Hans Moff, Monsieur, Jonathan, maar ook de Engelse huishouding geeft aanstoot buiten af! Met een zegenwens voor Engeland eindigt Irving; ‘God zegene u, Jan! u en de uwen!’ zijn Potgieter's laatste woorden. Jan bleef ondanks zijn aardige voorganger zichzelf en oorspronkelik; Potgieter is niet Irving's mindere. Bij Potgieter sterker plastiek, meer dramatiek; door de nauwere band met zijn held en de ernstiger bedoeling, een warmer toon; bij Irving makkeliker vertelkunst en straffer, verwonderlik handig volgehouden allegorie! Zoeken naar parallellen kan gevaarlik en vervelend worden, maar zou de hengelaar uit ‘Onder Weg in den Regen’, beeld van wat saai-taaie Nederlandse aard en lijdelik geduld, ook uit het ‘Sketch Book’ stammen? Rip van Winkle, goedmoedig bespotte Amerikaan van Hollandse afkomst, vist er met onverstoorbare volharding ‘he would sit on a wet rock, with a rod as long and heavy as a Tartar's lance, and fish all day without | |
[pagina 283]
| |
a murmur, even though he should not be encouraged by a single nibble.’ In de Hollandse schets speelt op een natte dag de hengelroe uit het groen: ‘die arme visscher hij meende beet te hebben, hij was beet genomen.... en echter al ging toen de hengel omhoog uit de biezen, het geschiedde zonder de drift der teleurstelling, zonder gejaagdheid, bedaard.’ Min of meer was Potgieter bezig met Irving toen hij ‘Onder Weg in den Regen’ schreef; hij noemt hem daar in verband met zijn oordeel over de ‘Scarlet Letter’. Irving was niet de enige Amerikaanse humoristiese schrijver die Potgieter las; naar Irving's medewerker aan ‘Salmagundi’, Paulding, vertaalde hij ‘Verjonging’;Ga naar voetnoot1) als derde humorist (trouwens ook Willis wordt wel tot de humoristiese school gerekend) treffen we Th. Chandler Haliburton, in de Gids vertegenwoordigd met een fragment: ‘Hoe Jonathan de wereld beet heeft,’,Ga naar voetnoot2) persiflage van Europese en Amerikaanse politiek. En David Crockett noemt Potgieter als voorbeeld van Amerikaanse humoristiese stijl.Ga naar voetnoot3) Evenals ‘Wigwam contra Almack's’ en de fragmenten van Mrs. M. Clavers,Ga naar voetnoot4) was dit kleinere vertaalwerk misschien in de eerste plaats bladvulling voor de Gids.Ga naar voetnoot5) Potgieter kon echter de hele wereldlitteratuur voor zijn Mengelingen plunderen, en in ieder geval spreken die der eerste Gidsjaargangen van een preoccupatie met Amerikaanse letterkunde - HeckerGa naar voetnoot6) spot | |
[pagina 284]
| |
geprikkeld over ‘Amerikaanschen kost met ijzerhard gebit herkaauwd’ - en een zekere sympathie voor Amerikaanse ontspanningslectuur. Willis' novelle kiest hij in de rijpheid van zijn talent, hij publiceert die in het jaar van ‘Jan Jannetje’ en ‘Foliobijbel’; waarschijnlik genoot hij de handigheid, de vlotheid van dialoog, de persoonlike vorm van deze vlugge verteller, en was Willis ook voor hem ‘prince of magazinists’. Meer niet, vermoedelik; in ‘Salmagundi’ beroept hij zich op Willis als kenner van de uitgaande Londense kringen; in de ‘Nederlandsche Muzen-almanak’ van 1842Ga naar voetnoot1) verwijt hij hem zijn bekende gebrek aan hart, naar aanleiding van een episode uit zijn ‘American Scenery’. Ontspanningslectuur was eveneens het boek van Mrs. Th. Sedgwick (naam- en landgenote van de Miss Sedgwick, die eenvoudige historiese romans schreef, door Potgieter in de Gids besproken):Ga naar voetnoot2) ‘Allen Prescott, Tooneelen uit Dorp en Stad in Nieuw Engeland.’Ga naar voetnoot3) Potgieter die het vertaalde, zag er een soort Gil Blas in ‘voor zoo verre de prozaischer maatschappij der nieuwe wereld die vergelijking duldt’.... ‘echter zou ik dit boek onrecht doen’ vervolgt hij ‘zoo ik er niet bijvoegde, dat de aardige schetsen van het dorpsleven, het ware, het verstandige, het goede dat de bewoners der liefelijke dreven onderscheidt, het menschelijke in den mensch gehuldigd, tot de hoofdverdiensten van dit werk behooren, dat het deze waren die mij tot vertaling uitlokten.’Ga naar voetnoot4) Een onschuldig, vriendelik boek, dat Potgieter toch wel vooral uit finantieële noodzaak zal hebben bewerkt, als ‘Riënzi’, als ‘Marianne’ van S.C. Hall.Ga naar voetnoot5) Niet alleen litteraire motieven spraken mee bij Potgieter's keuze uit Amerikaanse stof. Ontginning van het Westen (Potgieter raakt er aan in ‘Landverhuizing’), het lot der Indianen, de slavernij, horen tot de problemen die de Verenigde Staten | |
[pagina 285]
| |
in het begin en midden der 19de eeuw moeten oplossen. Het slavenvraagstuk wordt ook in Europa heftig beoordeeld; Indianen zullen er door de grote massa wel vooral van de fantastiese kant zijn bezien. Hun lot boezemt de jonge Potgieter ‘een even romantisch als aandoenlijk belang’Ga naar voetnoot1) in. Pijnlik valt hem de herinnering hoe hun eens Hollandse alcohol was geschonken,Ga naar voetnoot2) en zijn medelijden wordt verontwaardiging in ‘Aan New York’! Met zijn ‘Mahaskah of de Witte Wolk’Ga naar voetnoot3) blijven we in Cooper's Indiaans Amerika, maar morele belangstelling in het leven der Roodhuiden wordt voelbaar. Potgieter volgt het Engels; een origineel heb ik tot nu toe echter niet teruggevonden. Mogelik hebben we in dit stuk een compilatie van Potgieter uit verschillende bronnen; de biografiese bizonderheden van Mahaskah, opperhoofd der Ioways, zijn ontleend aan een werk van Mac Kenney en Hall,Ga naar voetnoot4) beroemde kenners en beschrijvers van Indiaanse zeden; het korte artikel, ofschoon doorwerkt met wat poëzie, valt misschien nauweliks meer tot de litteratuur te rekenen. Romantiek van de zee, en een menselik begrijpen van het zeemanslot, heeft Potgieter getroffen in het vertaalde ‘Twee jaren voor den Mast’ naar R.H. Dana Jr., de jonge Amerikaanse student, die door blindheid bedreigd, als matroos op een huidenschip de reis van Boston naar Californië meemaakt. Een leven van bittere ontbering als redding aangepakt! ‘Zoowel het kloeke des besluits, als de keuze van den togt, getuigen van de verkracht, eener jeugdige Natie eigen. Kabels te hanteren, in plaats van boeken door te snuffelen, - het volkslogijs in te duiken, gewend aan al de geriefelijkheden van het studeervertrek, - welk eene verandering.’Ga naar voetnoot5) Het stoere plan moest indruk maken op Potgieter, en als hij spreekt van Kaap Hoorn door Le Maire ontdekt, volgt de vergelijking met de 17de eeuwse Hollander: ‘vergeef mij de onwillekeurige herinnering aan de glorierijke jeugd van ons Volk!’ De degelike geest van het verhaal, de ‘degelijke’ stijl, | |
[pagina 286]
| |
weet Potgieter warm te prijzen: ‘Wij hebben in lang geen boek gelezen, dat zoo eenvoudig, dat zoo mannelijk, dat zoo waar, - hooger nog! - dat zoo menschlievend geschreven is!’ Typerend voor de opvoedende criticus Potgieter is de bewondering die we bij hem voelen voor Dana's kracht, als die van onze oude varensgezellen; een element van vreemdheid en wildheid pakt de romanticus; en de humane, sociaal-voelende Potgieter geniet van de ‘hartelijkste pleitrede voor de beschaving der matrozen’ die hij ooit las. Hij bewondert de reële weergave van het zeemansleven in zijn werkelikheid van goed en kwaad, maar tenslotte verlochent zijn diepste aard zich niet en triomfeert de idealist over de realist; dichters en predikanten roept hij toe de zeeman te helpen beschaven; het ministerie van marine, de rederijen, vraagt hij met klem, bij te dragen tot verspreiding van het boek, uitmuntend vertaald door een onzer verdienstelikste zeeofficieren.Ga naar voetnoot1) De uitvoerige boekbespreking, een aardig stuk, is op haar beurt bijna gegroeid tot een pleidooi voor de zeeman, en hierdoor sluit het merkwaardig aan bij ‘'t Is maar een Pennelikker’, dat pleit voor een andere nauw bij de verheerlikte handel betrokken mensenklasse. Een bespreking als van Dana's boek, een artikel als ‘Mahaskah’, tonen ons Potgieter vooral van zijn lerende en ethiese kant; bezien we Potgieter's keuze uit Amerikaanse poezie, dan vinden we naast romantiek ook weer ethiek. In de verzen van ‘Mahaskah’, naar J. Mac Lellan Jr.,Ga naar voetnoot2) Bryant,Ga naar voetnoot3) Mrs. Sigourney e.a., is het vooral de wildernis die hem boeit ‘die oorden der Nieuwe Wereld.... waar nog geene bijl de heilige stilte des wouds heeft gestoord, waar stroom noch meer ooit den last van logge scheepsgevaarten op hunne vlugge golven hebben getorscht, neen, slechts door het wilde ros en den natuurmensch werden gekliefd.’ Groot bewonderaar van Amerikaanse poezie was hij in deze dagen nietGa naar voetnoot4) ‘Hunne Poëzij....riekt ook naar den zuurdeessem, die het genieten der onze wel eens meer tot een pligt dan een | |
[pagina 287]
| |
lust maakte.... ook zij zijn een ernstig, redeneerend, aandachtig naar predikatiën luisterend volk, de kunst is hun eer middel dan doel; men kent de gevolgen.’ Maar na ‘Mahaskah’ volgt toch weer spoedig een enkel vertaald gedicht; van Whittier,Ga naar voetnoot1) dichter van Nieuw Engelse balladen - Indianen-, Quakers- en pioniersverhalen - kiest hij ‘Weeklagt des Indiaans’; het thema, ondergang van een ras, wordt aangegeven door een citaat uit ‘Mahaskah’: ‘de arme volksstammen van het Westen! de oorlog, de whiskey en de kinderziekte zijn hun te sterk geweest.’ Aesthetiese overweging komt hier bij de vertaler wel zeer in de twede plaats. Mac Lellan's ‘Lied van den Valk’,Ga naar voetnoot2) de vogel die in wilde vrijheid de getemde vogelbruid versmaadt, en snakt naar het zinken van het oorlogsschip in de storm! is zo romanties van gevoel als romanties maar kan zijn; in Longfellow's ‘Begrafenis van den Minnisink’Ga naar voetnoot3) voelen we iets van wildernisromantiek, als in ‘Mahaskah’ - in de vertaling naar zijn ‘Poems on Slavery’Ga naar voetnoot4) horen we een Potgieter, geschokt door de gruwel van de slavernij. Als boetprediker bijna, had hij in ‘Aan New York’ naar Negers en Indianen gewezen, in ‘Landverhuizing’ treurt hij ‘over de smetten der slavernij die kleven aan America's wit gewaad’; in ‘Mount Vernon’ opnieuw, houdt hij de Staten voor hoe alle ellende van het ogenblik straf is voor schuld aan de slaven begaan. ‘Gods beeldtenis in ebbenhout gesneden’ hoopte hij, had ‘in Longfellow een verdediger gevonden, die over het vooroordeel zegevieren zal.’Ga naar voetnoot5) Het Quarteronne-meisje door haar vader verkocht, de vrouw die haar slaven vrij laat en school houdt voor dorpskinderen, de mishandelde, stervende neger met zijn vizioenen van Afrika, het zijn treffende verhalen, in poëzie die ons niet sterk meer roert, nu het gegeven zijn actualiteit heeft verloren. Longfellow was lang de geliefdste dichter van zijn land; ik vond hem ergens aardig getypeerd als ‘simple, wholesomely emotional and unblushingly didactic.’ Dat Potgieter die zijn ganse leven de menselike bij uitstek is geweest, die bij alle behoefte aan gecompliceerde kunstvorm, bij alle verstandelik inzicht, | |
[pagina 288]
| |
bij alle tijdelik romantiese of blijvend kritiese onbevredigdheid, het eenvoudige, gezond emotionele en het opbouwende heeft liefgehad (en dit juist maakt het toch altijd wat moeilik Potgieter als volbloed romanticus te zien) naar Longfellow grijpt, verbaast niet. Rond komt hij er voor uit,Ga naar voetnoot1) hoe ‘Evangeline’, met ‘Hermann und Dorothea’ dat andere ‘burgerlijke epos’ tot zijn geliefde boeken hoort. Dat Kruseman het echter in zijn ‘Bibliotheek van Buitenlandsche Klassieken’ had opgenomen was hem te machtig ‘louter de lof van den tijdgenoot geeft geen regt op den naam van klassiek.’ Maar de depreciatie van Boissevain die in de Gids een aanval beraamde op Longfellow, hem als dichter te mak en gewoon, was waarschijnlik evenmin naar zijn zin.Ga naar voetnoot2) In ‘Salmagundi’ vinden we Longfellow's ‘Evangeline’ na verteld: ‘eene eenvoudige geschiedenis, die al hare waarde ontleent aan de wijze, waarop zij wordt voorgedragen, en daardoor dubbel moeyelijk valt over te vertellen; niet ieder heeft er talent toe,’ - Potgieter heeft er zijn talent met liefde aan gegeven. Nog weer in ‘Poëtisch Morgenrood’Ga naar voetnoot3) worden we aan deze idylle herinnerd, de ‘Tales of a Wayside Inn’ worden er geroemd om hun kernige kortheid. Potgieter geeft de ‘Psalm of Life’ als voorbeeld van gezonde vrome poëzie in tegenstelling tot Albertine Kehrer's godsdienstige verzen;Ga naar voetnoot4) Florence Nightingale huldigt hij door ‘S. Philomena’Ga naar voetnoot5) te vertalen. Veel van dit werk hoort tot Longfellow's oudere periode; zo ook de ‘Schipbreuk van den Hesperus’; dat Potgieter eveneens hém bleef volgen, blijkt uit het citeren van ‘Hiawatha’,Ga naar voetnoot6) uit de vermelding van de ‘Tales of a Wayside Inn’, die eerst in 1855 en 1863 verschenen. Maar de latere Longfellow is bij Potgieter het eigenaardigst vertegenwoordigd door zijn inleidende sonnetten op Inferno, Purgatorio en Paradiso; we vinden ze, Hollands, in de toelichtingen van Florence.Ga naar voetnoot7) Hij prijst Longfellow's getrouwe vertolking van de ‘Divina Comoedia’, waarvan het eerste deel | |
[pagina 289]
| |
in 1867, het jaar voor ‘Florence’, uitkwam. Een bewijs dat hij vlug op de hoogte was van wat in Amerika werd gepubliceerd. We vinden behalve de vroeger genoemde, nog enkele gedichten naar Bryant en Whittier; naar Bryant het bespiegelende, godsdienstige ‘Leven’Ga naar voetnoot1) en ‘Toekomstig Leven’,Ga naar voetnoot2) naar Whittier ‘Maud Muller’ als ‘Aafje’.Ga naar voetnoot3) ‘Aafje’ is van 1864; van dat jaar is ook ‘Een Novelle’; daar, als in het gedicht, het conflict van de mésalliance, het landmeisje, de ruiter; waarschijnlik dus een overgenomen motief, verwerkt tot een zonniger pendant van het pessimistiese Amerikaanse vers. Potgieter hield van Cooper, van Irving, van Longfellow (ik geloof dat er climax is in deze volgorde), maar Nathaniel Hawthorne, de grote en dichterlike moralist, hoorde tot zijn lievelingsauteurs, we weten het van Huet.Ga naar voetnoot4) Tussen 1850-'51 verschijnen ‘Scarlet Letter’ en ‘House with the Seven Gables’ ‘waar wij ook staren, we zoeken tevergeefs onder al onze vermaardheden van den dag de wedergade van éénen Nathaniel Hawthorne, die voor ieder werk van indrukken wisselt,’ de arme Koetsveld moet het, 1853, in een anders wel waarderende kritiek even horen.Ga naar voetnoot5) In 1864 schrijft Potgieter naar Bloemendaal:Ga naar voetnoot6) ‘Ik las “Our Old Home” by Hawthorne, en beveel het Mevrouw aan. Hoe jammer dat het zijn laatste boek is; al verbaast dit onder het lezen niet, hij was hier al half in the land of dreams’; een klein jaar daarna richt hij zich tot Gideon in een droevig zinnetje: ‘Ja, Gideon! ik heb geloofd goed te kunnen doen, en brouwde slechts leed! Als Hawthorne U gezien had, hij zou velerlei gevraagd hebben, en geen antwoord gekregen.’ En opnieuw tot Gideon's vader: ‘Hebt Gij de inleiding tot de “Mosses from an Old Manse” gelezen? In knop houdt zij alles in wat Hawthorne later oorspronkelijkst heeft geleverd.“ Rijpe vrucht van vele jaren zich verdiepen in Hawthorne, is de nobele karakteristiek van de verfijnde fantast die hij geeft in ‘Onder- | |
[pagina 290]
| |
weg in den Regen’. ‘Onderweg in den Regen’ hoort misschien tot Potgieter's persoonlikste werk. Het is 1864, Potgieter een stevige vijftiger; wat hem niet gewerd - de levenslang verheerlikte liefde, het gezin, - schemert in deze schets door als een weemoedig gemis. In ‘Albert’ de onbevredigde jeugdige Potgieter die zijn geluk nog verwachtte, nu de eenzame oude vrijer die het gedroomde niet heeft gevonden, alleen er op uit in de regen. Ook hier hekeling van Holland, maar de stemming is niet bitter, Huet spreekt van edelmoedige satyre! Weinig actie in deze schets die tot Potgieter's mooiste proza hoort. Hijzelf, mijmerend, in stromende buien op reis van Amsterdam naar den Haag en terug, en de schim van de somber-fantastiese Hawthorne zijn de dramatis personae. Droeve regen buiten, kletterend tegen raampjes van vigilante en trein; droeve stemming in Potgieter's hart. Niet lang duurt zijn gevoel van verlatenheid; een fijn stukje proza van Hawthorne, PansieGa naar voetnoot1) (Potgieter last een mooi vertaald fragment in) schenkt zijn geest de nooit falende troost van letterkundig genot. De schim van Hawthorne doemt voor hem op in de stille coupé; een gesprek ontspint zich over Holland, en Potgieter stelt de vlakkere kunst van zijn land tegenover de fantastiese scheppingen van de Amerikaan. Knap gevonden in deze sombere omgeving juist de schim van Hawthorne op te roepen! Het is Potgieter gelukt, analyse van eigen gevoel en analyse van Hawthorne tot een mooi geheel te versmelten; eenheid van stemming ligt over de schets; het kwijnend natte Haagse bos, de lugubere wachtkamer, de treinreis door het wazig Hollands regenland, de thuiskomst in Amsterdam dat hij zoo liefhad en waar zo veel hem hinderde, en Hawthorne in melancholie bij dit alles aanpassend maar er boven uitlichtend door zijn ‘geheimzinnig genie’ en ‘mysterieuze humor’. Tot in het slot is de versmelting volgehouden. Potgieter roept Hawthorne's kleine heldinnetjes op bloemen te strooien bij Hawthorne's graf; in die oproep, in de hele studie misschien, voelt de dichter Verwey zo sterk een zielsverlangen van Potgieter zelf, dat hij de schets typeerde als een ‘kreet om kinderen’. Heeft Potgieter zich, in een gevoel van miskend zijn, met Hawthorne vergeleken, en heeft hij zich min of meer aan hem verwant beschouwd? Hij spreekt over de | |
[pagina 291]
| |
oudvrijer Hawthorne (gelukkig echtgenoot van Sophia Peabody en vader van vier kinderen!) - misschien heeft het hem in ogenblikken van depressie getroost in Hawthorne een lotgenoot te kunnen zien, en vergeleek hij diens liefde voor kinderen met eigen grote liefde voor Gideon. In de eerste plaats was het de uitheelder van kinderfiguurtjes die hem in Hawthorne trok, verzekert Huet. Hoe ook, iets van de zeer speciale atmosfeer uit Hawthorne's romans, hangt om Potgieter's schets, het verfijndste proza dat hij ooit, en misschien onder Hawthorne's betovering heeft geschreven. ‘Unitarianism’ ‘Transcendentalism’ zijn bekende idealistiese richtingen in het geestesleven van de Verenigde Staten; Channing, de prediker met de ascetiese neigingen en de grote moed van zijn overtuiging, vertegenwoordigt de eerste, Emerson de twede richting. Véél bindt Unitarians en Transcendentalisten: persoonlike vriendschappen, ijver voor abolitie, verlangen naar vergeesteliking, belangstelling in utopieën en oeconomiese proefnemingen. Concord is een middenpunt van idealisme, en ook Thoreau, een ‘Amerikaanse Franciscus’ in zijn liefde voor de natuur, hoort tot Emerson's kring. Thoreau neemt zijn anti-sociale proef met Walden, Hawthorne woont korte tijd in de Fourieristiese kolonie Brook Farm, evenals CurtisGa naar voetnoot1) en Margaret Fuller. Dat dit heel eigenaardig stuk Amerikaanse cultuur Potgieter althans enigszins bekend is geweest, blijkt o.a. wanneer hij in ‘Onder weg in den Regen’ de ‘Blithedale Romance’, die roman van mislukt kolonieleven, bespreekt. Diep gaat Potgieter op deze verschijnsels echter niet in.Ga naar voetnoot2)
Als we nu Potgieter's verhouding tot de Amerikaanse letterkunde kort samenvatten, dan vinden we een blijvende liefde voor die litteratuur, die hij op zijn 25ste jaar voor het eerst uit door Irving even te noemen. Enkele jaren vertaalt hij met tussenpozen Amerikaans proza dat ons niet hard meer interesseert, ook al omdat het voor een deel te fragmentaries is en we de schrijvers niet voldoende leren kennen; waarschijnlik heeft hij voor zijn lezers behoefte aan niet te zware, morele lectuur, kan Amerika die behoefte bevredigen en is Amerika min of meer mode. Hij | |
[pagina 292]
| |
voelt zich getrokken tot humanitaire, beminnelike Amerikaanse poezie: Whittier, Bryant, Longfellow. De romantiek van Cooper treft hem; hij bewondert Irving's techniek; een nu klassiek Amerikaans boek als ‘Twee jaren voor den Mast’ weet hij op volle waarde te schatten. Dit is de periode tot ongeveer 1845. Over Irving blijft hij spreken, en hij laat zich, ook in later jaren, enige ideeën door hem suggereren. Cooper, Willis, noemt hij soms nog, maar Longfellow schijnt hem meer bezig te houden. In ‘Salmagundi’ schildert hij een gloeiende Amerikaanse herfst; eerlik, maar wat indirect, biecht hij op hier te hebben vertaald - voor ons een moment van teleurstelling!Ga naar voetnoot1) Door zijn lectuur moet de Amerikaanse natuur voor hem hebben geleefd: ‘een landschap der Vereenigde Staten lag voor mij, allerbedrijvigst gestoffeerd. Een landschap, alsof die wereld op zich zelve er niet duizenderlei aanbood, naar ge James Fenimore Cooper, of George Washington Irving vergezelt, of Longfellow, of Hawthorne tot gidsen kiest!’Ga naar voetnoot2) Cooper, Irving, Longfellow, Hawthorne, het zijn wel de uitverkorenen geweest. In 1853 horen we het eerst over Hawthorne, en iets van die fijne geest heeft hij heel innig in zich opgenomen, anders was ‘Onder Weg in den Regen’ niet geschreven.
‘A part de grands isolés qui furent aussi de grands hérétiques aux yeux de la foule et des puritains (Thoreau, Poe, Melville, Whitman) on n'éerit en Amérique ni pour le beau ni pour la gloire mais pour prêcher, satiriser, convertir, ou tout simplement distraire. L'intérêt social de cette littérature prime l'intérêt artistique.’Ga naar voetnoot3) In 1839 heeft Potgieter dit al enigszins beseft;Ga naar voetnoot4) even verbaast het ons, en het spijt ons, dat hij die de meeste dezer eenzamen toch kende - naast een volledige Emerson bezat hij veel geschriften van Thoreau, verder een complete | |
[pagina 293]
| |
Poe en ‘Selected Poems’ van Walt WhitmanGa naar voetnoot1) - later niet meer van deze voor de 20ste eeuw nog grote auteurs zegt. Ook over Mark Twain en Bret Harte zwijgt hij. Poe heeft hij althans zo goed gekend, dat hij van Lennep's vertaling naar ‘The Raven’ krities kon bespreken. Hij voelt de obsessie van het virtuose vers: ‘horrible! horrible! horrible! als ik een oogenblik links van het dier staarde, dan dacht ik de heksen te zien, die Shakespeare voor Macbeth opdoemt, en regts blikkende, was het mij te moede of zich Egypte's mysterie, of zich een sphynx tegen de duisternis afrondde.’Ga naar voetnoot2) Maar Poe is voor hem de méns ‘die in menig opzicht veel te wenschen overliet’ en van zijn verdere werk horen we niet. Potgieter was tenslotte niet de aestheet die van kunst alleen schoonheid vraagt en de cultuur van een land uitsluitend taxeert naar kunst en letteren. In wording en groei van de Amerikaanse republiek heeft hij zich gretig verdiept; hij ziet in de Staten een land van ‘orde, tucht, pligtbesef’Ga naar voetnoot3), van eenvoud en vrijheid en een land zonder maatschappelike vooroordelen ‘waarin de mensch, onverschillig wat zijne voorvaderen waren, in vollen zin slechts geldt voor wat hij is.’Ga naar voetnoot4) Hij kent het geluk van heldenverering; in de Amerikaanse geschiedenis geldt zijn grote bewondering Franklin; ook Washington, en Lincoln, die hij in gedichten heeft verheerlikt, als Shakespeare, als Dante. Hóé hij Washington vereerde, spreekt uit de roos van zijn graf als reliquie in medaillon bewaard,Ga naar voetnoot5) en Bancroft en Washington met instemming citerend, heet het van Franklin dat hij ‘uitging om het hemelsche vuur der vrijheid onder de menschen te brengen’ ‘om vereerd te worden voor zijn goedwilligheid, bewonderd voor zijne begaafdheden, geacht om zijne vaderlandsliefde, bemind om zijn menschenmin.’Ga naar voetnoot6) Idealen en deugden die voor Potgieter vermoedelik groter cultuurwaarde vertegenwoordigen dan de grootste dichterlike begaafdheid! Zijn voorstelling van de Verenigde Staten, enigszins gekleurd | |
[pagina 294]
| |
natuurlik door zijn eigen persoonlikheid, was in hoofdtrekken geheel van zijn tijd en ook bij schrijvers van andere landen te vinden. Een vrij en democraties, gezond en voorspoedig, normaal-zedelik Amerika heeft hij zich gedroomd en liefgehad, waar ruimte was voor romantiese durf en mogelikheid voor een gelukkig herdersleven;Ga naar voetnoot1) er waren de slaven en er waren de Indianen, ze hadden in de Verenigde Staten zelf hun nobele kampioenen! Een Amerika, waar Irving, Longfellow, die de norm volgen, beter passen dan Poe, Melville of Whitman; en waar misschien Nathaniel Hawthorne niet geheel thuishoorde. Hawthorne, dat is het beste wat hij aan zuiver letterkundige winst uit Amerika heeft gewonnen. Aug. 1929. R. Pennink. |
|