De Nieuwe Taalgids. Jaargang 23
(1929)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 246]
| |
Een moeilike plaats in Spiegel's Hertspieghel.
| |
[pagina 247]
| |
Daar is herhaaldelik sprake van verschillende ogen, die de mens heeft. Volgens Eckehart zeggen ‘de meesters’, dat de ziel twee gezichtsorganen heeft; het bovenste ziet altijd God en het onderste ziet nederwaarts en zorgt voor de zinnenGa naar voetnoot1). - Volgens Ruusbroec is de mens gelijk een dubbele spiegel, die van beide zijden beelden ontvangtGa naar voetnoot2). Ook in de Duytsche Theologie, een van de 16e eeuwse libelli aureiGa naar voetnoot3), door Spiegel stellig gekend en in ons land veel gelezen en bij herhaling gedruktGa naar voetnoot4), wordt gezegd dat van 's mensen twee ogen hèt ene de gave heeft om in den hemel te zien en het andere in den tijd, en te zorgen heeft voor 's mensen nooddruft. - In dit licht gezien dringt zich bij de lezing van Spiegel's vers de voorstelling op van iemand, die maar één oog heeftGa naar voetnoot5) n.l. een werelds oog, en wiens hemelse oog is gesloten. Deze gedachte won bij mij aan waarschijnlikheid, toen Prof. Becker mij een plaats toonde uit de Sendt-brieven van Hendrik Jansen Barrefelt (of Hi-el), gedrukt in 1583 bij Plantijn, waar ook sprake is van een hemels en een | |
[pagina 248]
| |
natuurlik oog. ‘Doen nu het natuerlick ooghe, welck der erden naest was, sach.... dat de beeldische mensch in sijne slechticheyt (= eenvoud) hem op de ooghen vertrouwde, ende dat selve ooge sich de kennisse aennam, dat het een Heer over den beeldischen mensch was,’ toen begreep dat oog, dat de begeerte der mensen het mijn en dijn in de wereld heeft gebracht, ‘ende dese Begheerlickheydt ende het Eyghendom werden hem lieflick om aan te sien; daer heeftet hem daer met vereenicht.’ - Na die vereniging heeft dat oog zijn macht gevoeld ‘ende met dat gheweldt is het tot dat licht ende ooghe ghekomen, welck daer int hemelsch wesen sach, ende heeft datselve in heur eenvuldich licht ende ghesicht, dat slecht ende recht was, (omdattet gheenen eyghendom en sach) met den gheweldt in sijn klaerheyt die het in den mensch hadde, wtgheblust, ende hem in het eyghendom met gheweldt den doodt op der erden toegebracht.... ende heeft ooek het licht ende klaerheydt van de hemelsche ooghe in subtylheydt ghevanghen ghenomen. - Doen het nu dat ghesichte van de hemelsche ooghe oock tot synen eyghendom hadde, so heeftet subtijl, listich ende schalck gheweest, nae dat syne wercken waeren. Jae heeft eenen serpentschen aerdt ghehadt, gheneyght tot alle bedroch, om in sijn eyghendom te wercken. Ende met deze listighe schalcke vloeckheydt is het Begrip ende Verstandt ghekomen, ende heeft hem sijn vruchten des Eyghendoms cierlick tot besittinghe syns eygendoms aengeboden.’ In deze aanhaling is dus sprake van het uitblussen van het hemelse oog, gelijk in het geschrift van Hugo van St. Victor (zie pag. 247, noot 2). Als dus dat oog blind is gemaakt, dan is de mens eenogig, of eenoogd, want dit woord was in de 16e en 17e eeuw in gebruik (zie Wdb. der Ned. Taal III, kol. 3816). En letten we nu op de interpunctie in dit vers, die in alle drukken dezelfde is, dan bedoelde Spiegel blijkbaar: Waarom sloof je onnadenkend, als een eenogige (of: gij eenogige), voortdurend om aardse goederen? Ik voor mij acht het zo waarschijnlik, dat Spiegel's eenoogt moet begrepen worden uit de boven aangegeven mystiese achtergrond, dat ik dit vers als een sterk argument beschouw tegen de stelling, dat het handschrift van Spiegel zou zijn.
Amsterdam. A. Zijderveld. |
|