De Nieuwe Taalgids. Jaargang 23
(1929)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDes.A. Cornette bespreekt o.a. de geschiedenis van Het Vlaamsch Tooneel, samengesteld door M. Sabbe, L. Monteyne en Th. Coopmans, dat hij ‘een standaardwerk’ noemt, ‘een onuitputtelijke schat voor latere delvers’. Sabbe schetste de ontwikkeling tot de 19e eeuw in 50 blz.; het grootste deel (350 blz.) beslaat de geschiedenis van de 19e en 20e eeuw, door L. Monteyne, terwijl Coopmans het leven der tooneelkringen en gezelschappen beschrijft. | |
De Nieuwe Gids. Nov.J. Berg besluit zijn opstel over Charlotte Busken Huet te Paramaribo. - W. Kloos bespreekt het Abele spel van de waarheid, een histories drama van H. Gerversman. - Alfred A. Haighton prijst het boek van J.L. Boender over Is. Querido en het Begrip ‘Literatuur’, al heeft hij bezwaren tegen de z.i. ‘eenzijdige opvatting van literatuur-als-begrip’. | |
Des.W. Kloos vertelt, naar aanleiding van T. Popma's proefschrift over ‘Byron en het Byronisme in de Nederlandsche letterkunde’ Wat Byron uitsluitend voor mij geweest heeft kunnen zijn en blijven zal. | |
Groot-Nederland. Nov.Deze aflevering brengt het slot van Prinsen's opstel over Een vergeten Nederlandsche Romanticus | |
[pagina 60]
| |
in Frankrijk, Sirtema van Grovestins; eveneens van de beschouwing van J Saks over Brieven van C. Busken Huet. - A. Hallema vervolgt zijn studie over D.V. Coornhert's Boeventucht. | |
Des.A. Hallema besluit het bovengenoemde artikel. | |
Elsevier's Maandschrift. Des.H. Robbers bespreekt De Leemen Torens van H. Teirlinck en Karel van de Woestijne, dat ondanks mooie fragmenten ‘geen schoon en compleet geheel’ werd; Jo de Wit bespreekt het eerste deel van Het vermolmde Boeddhabeeld van Johan W. Schotman. | |
Vragen des Tijds. Des.J.W. Hoekstra beschouwt enige Figuren in de Nieuw-Friesche letterkunde. | |
Nu. Des.Henri van Booven geeft in deze aflevering het vijfde hoofdstuk van zijn boek over Leven en Werken van Louis Couperus, getiteld: Karakter en aanleg. | |
Stemmen des Tijds. Nov.C. Tazelaar schrijft in de Literaire Kroniek uitvoerig over Pieter Breugel van Felix Timmermans, wiens kunst hij prijst, maar wiens levensbeschouwing hij verwerpt. | |
Des.F.C. Dominicus bespreekt C.S. Adama van Scheltema als dichter van opstandige verzen: hij acht zijn dichtwerk een mislukking wegens ‘gebrek aan eigen geluid en het ontbreken van geloof in eigen idealen’. De toon van verscheiden gedichten herinnert aan De Genestet. Eigenlik was hij ‘veel meer de dichter van het eenzame genieten’; zijn poëzie werd daardoor te tweeslachtig. - J.C. van Dijk beoordeelt in een Literaire Kroniek de Verworvenheden van H. Roland-Holst, die hij als echt en diepgevoeld waardeert, De Verloren Zoon van Willem de Merode, z.i. te woordenrijk en te gewild-litterair, en de Conservatieve Gedichten van Frank Gericke, die hij bewondert om de volmaakte beheersing van het vers en de zuiverheid van taal. | |
Opwaartsche Wegen. Nov.J. Haantjes schrijft over het Afrikaans proza van Sangiro (A.A. Pienaar), de verdienstelike auteur van diere- en jachtverhalen. - Teo de Witte geeft een beschouwing over De Katolieke jongeren, in het biezonder over Wies Moens en Anton van Duinkerken. | |
Des.De Max Havelaar uit het Westen noemt Teo de Witte de roman Zuid-Zuid-West van Albert Helman, die in Suriname speelt. In veel opzichten acht hij dit werk - ondanks enige | |
[pagina 61]
| |
goede bladzijden - niet zeer geslaagd. - J. van Ham beoordeelt het laatste werk van Felix Timmermans, voornamelik Schoon Lier en Pieter Breugel, waarin hij vooruitgang ziet: ‘zijn stijl wordt langzamerhand forser en in dit boek staat zijn taal in een nobele vorm.’ Dezelfde schrijver verwelkomt Twee nieuwe bundels uit eigen kring, nl. De verloren zoon van W. de Merode en Sprongen van Jan H. de Groot. - W. Kramer oordeelt vrij ongunstig over Jaarsma's roman Aan vreemde kusten, het zesde deel van de Thiss-cyclus. | |
Roeping. Nov. J.van Mierlo vond in het boekje van Jef Notermans en de studies van J. van Dam aanleiding tot een uitvoerig opstel over Hendrik van Veldeke. In tegenstelling met Van Dam meent hij dat Veldeke niet afhankelik is van Eilhart van Oberge, maar dat deze onze Limburger heeft nagevolgd. - Willem ten Berge spreekt over Vergeten verzen van Anton van Duinkerken, die achter het artikel volgen. | |
Des.Van Mierlo besluit zijn bovengenoemd opstel. Hij houdt vol dat de Eneïde ‘wel oorspronkelijk in hetzelfde dialect geschreven is als de Servatius-legende en de Minneliederen.’ | |
Den Gulden Winkel. Nov.Th.B.F. Hoyer verzamelde gegevens over De Leidsche Student en de Literatuur. - G.H. 's Gravesande publiceert een vraaggesprek met Maurice Roelants. - De Kroniek van het Proza, van Gerard van Eckeren, handelt o.a. over Tantalus door Ammers-Küller en Klein Avontuur door Top Naeff; de Kroniek der Poëzie over de dichter Jan Campert. | |
Des.M.G. Pannekoek schrijft over De Utrechtsche Student en de Litteratuur. - Een artikel van Frans Hulleman behandelt Johan Koning. - J. van Nijlen bespreekt, onder het opschrift Een Dichter van het goede der aarde de bundel opstellen Tierelantijnen van J.W.F. Werumeus Buning. - Herreman beoordeelt in de Kroniek der Poëzie de Letterkundige Almanak Erts. | |
Boekzaal der geheele wereld. Nov.Leo Fens oordeelt ongunstig over het vierde en laatste deel van Frans Bastiaanse's Nederlandsche Letterkunde. | |
Dietsche Warande en Belfort. Okt.Deze gehele aflevering werd gevuld door bijdragen van De R.K. jongeren in Nederland, ingeleid door een opstel van Willem Nieuwenhuis: Katholiek leven en Katholieke kunst in Nederland. | |
[pagina 62]
| |
Des.Th. de Ronde schrijft een artikel over De beteekenis van Hendrik van Veldeke als ‘middelaar tusschen twee groote beschavingen’. | |
Vlaamsche Arbeid. Afl. 5-6.Een vervolgstudie van Luc. Indestege is gewijd aan Het dramatisch en biographisch werk van Henriette Roland Holst. | |
Afl. 6bis.Een laatste gedeelte van Indestege's artikel behandelt De werken der laatste jaren. | |
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Junie.Albertine van Loven stelde een onderzoek in naar Het vaderschap over de werken van Joan de Griek. Het resultaat van haar studie is, dat men Joan de Griek ‘heeft laten pronken met vreemde veeren, vooral met die van zijn jongsten broeder Judocus.’ Zij rekende het dus tot plicht ‘den naam van Judocus de Griek aan de vergetelheid te onttrekken.’ - J. van Mierlo schrijft Over leekenbiecht in den Reinaert om aan te tonen dat de voorstelling van de bekende lekenbiecht van Reinaert bij Grimbert geheel overeenkomstig de opvattingen van de 12de eeuw is, terwijl de bewerker van li Plaid deze plaats blijkbaar niet begreep. Volgens de schr. dus een nieuw bewijs voor Arnout's oorspronkelikheid. - Een vertaalde studie van Erik Rooth betreft Een Limburgsch Minnedichter uit de 13de eeuw. Behalve de reeds elders gedrukte, zeer merkwaardige fragmenten van dertiende-eeuwse Dietse Lyriek geeft de schr. een uitvoerige kritiese toelichting. | |
Julie - Aug.Maurits Sabbe geeft opnieuw een uitvoerige bijdrage over Vlaamsche en Brabantsche Strijdgedichten uit de 17de eeuw. De nu gepubliceerde en toegelichte teksten betreffen de veldtocht door Hollanders en Friezen in 1635-1636 ondernomen om de Zuidelike Nederlanden op Spanje te veroveren. - J. Jacobs bespreekt Het aanleeren der naamvallen in de Nederlandsche taal in de 7de Voorbereidende klasse der inrichtingen voor Middelbaar onderwijs. Hij verkondigt de in ons tijdschrift bestreden opvattingGa naar voetnoot1) dat bij het onderwijs in het Nederlands ‘het gebruik der naamvallen’ grondig ingestudeerd moet worden, omdat anders bij het onderwijs in het Duits en het Latijn moeilikheden ondervonden worden. - Maurits Sabbe publiceert Nota's over de eerste uitgave van J. Cats' ‘Gedachten op slapeloose Nachten’. | |
[pagina 63]
| |
Het blijkt dat de eerste Brugse uitgave, van 1689, voor Vlaamse, Katholieke lezers pasklaar gemaakt is. - Deze aflevering bevat verder nog een Lijst der door de Academie uitgeschreven Prijsvragen. | |
Volkskunde. Afl. 3-4.Jan Gessler publiceert Remediën tegen de Pest te Hasselt in 1598 opgeteekend, en Volksgeneeskundige varia uit de 16de en 17de eeuw. - J. Cornelissen vervolgt de reeks over Vreemde landen en volken in den volkshumor en de spreekwoordentaal. - L. Beirens spreekt over De folklore en het weer, in het biezonder over de dieren als weerprofeten. - V. de Meyere vervolgt zijn Antwerpsche vertelsels met het verhaal Van langen Wapper en van den Reus. Tot slot een reeks boekbeoordelingen. | |
Eigen Volk. Proefnummer.Dit nieuwe tijdschrift met een uitgebreide redaktie van Nederlanders, Vlamingen en Afrikaanders wil het gehele gebied van de folklore bestrijken, voorzover het de Nederlandse stam betreft. | |
Tijdschrift voor Taal en Letteren. Okt.Op grond van overvloedig materiaal behandelt Jos. J. Gielen de g-h-wisseling in Zeeuws- Vlaams Algemeen Beschaafd, zonder tot een afdoende verklaring van het verschijnsel te geraken. - P. Maximilianus toont zich zeer onvoldaan door de biografie van Van Eeden door Padberg, omdat deze ‘den schijn aanneemt alsof hij ook nog aan aesthetische toelichting gedaan heeft,’ terwijl hij schrijft in ‘een zakelijken op een laag plan staanden stijl vol gemeenplaatsen.’ - Th. Goossens schrijft nog eens over Het geboortejaar van Pater Poirters. - D.A. Stracke publiceert korte, zeer verminkte, maar Merkwaardige perkamentfragmenten van een 14de-eeuws foliohandschrift, waarschijnlik door een Oost-Vlaming geschreven. De tekst doet denken aan een niet nader te bepalen zededicht. - Jos. J. Gielen wijst op Een bewust Vlaming en purist uit de 16de eeuw, nl. Jan van Mussen, schrijver van een ‘Rhetorica’, met ‘vocabularius van vreemde termen’. - H.H. Knippenberg bespreekt, afkeurend, G. Kalff Jr's biografie van Frederik van Eeden. - L.C. Michels bespreekt het Leerboek der Phonetiek van Zwaardemaker en Eykman. | |
Tydskrif vir Wetenskap en Kuns. Sept.P. de V. Pienaar maakt kritiese opmerkingen over het onderzoek naar Nasalering in de vorige jaargang, die hem niet bevredigde. - S.P.E. Boshof beoordeelt de Afrikaanse Fonetiek van T.H. le Roux en P. de V. Pienaar. Aan het einde van de aflevering vindt | |
[pagina 64]
| |
men de Aanbevelinge van raadskommissie insake rapport van taalvormkommissie omtrent spelling en grammatika. | |
Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis, afl. 3.Uit Een onbekende verzameling refereinen uit de eerste helft van de zestiende eeuw, bewaard in een Brussels handschrift, publiceert C.G.N. de Vooys een aantal van de merkwaardigste, die uit Zuid-Nederlandse reformatoriese kring voortkomen en door hun felle anti-Roomse toon tegenhangers zijn van de refereinen van Anna Bijns tegen Luther. | |
Museum. Nov.C.G.N. de Vooys bespreekt de studie van J. Saks over Busken Huet en Potgieter, eerst in Groot-Nederland verschenen. | |
Des.K.H. de Raaf bespreekt de dissertatie van Th. Rutten over Felix Timmermans; J.W. Muller het boek van M. de Jong over Het Geheim van het Oera Linda Boek. | |
Sint Bonaventura. Sept. - Des.In een viertal afleveringen van dit tijdschrift voor R.K. middelbaar en hoger onderwijs publiceert A.J. Schneiders een lezing, getiteld Wensen en Wenken, waarin hij voornamelik bespreekt ‘de houding van de niettalenleraren ten opzichte van het Nederlands’. Dit pleidooi voor een modern taalonderwijs gaf aanleiding tot gedachtenwisseling, waarin ook P. Gerlach Royen zich mengde. | |
Berichten en Mededelingen van de Vereniging van Leraren in Levende Talen. Des.A.J. Schneiders houdt een ‘causerie’ over Nederlandse Spraakkunst, waarin hij zijn eigen praktijk bespreekt. - R. Kuitert beoordeelt Lecoutere's Inleiding tot de Taalkunde en tot de Geschiedenis van het Nederlandsch, 3de druk. | |
Germanisch-Romanische Monatsschrift. Nov. - Des.Otto Ernst ontwikkelt zijn denkbeelden omtrent de indeling van Die Wortarten. - F. Redenbacher geeft een artikel over Stoff und Form und die Freude am Tragischen. - Eugen Lerch deelt Spitzer's opvatting van de Ursprung und Bedeutung der sog. ‘Erlebten Rede’, die hij door nieuwe bewijsplaatsen staaft. | |
Het Boek. Nov.P. Leendertz geeft in Het Volksboek van Faust bibliografiese aanvullingen bij het proefschrift door Van 't Hooft. - C.P. Burger schrijft over Het Oera-Linda boek en Eelco Verwijs, en ontkent daarbij het aandeel van Verwijs in in dit werk. C.d.V. |