De Nieuwe Taalgids. Jaargang 22
(1928)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAantekening bij een brief van Potgieter.6 December 1862 schrijft PotgieterGa naar voetnoot2) aan Huet:
‘Amicissime! Hierbij het pan vischjen. Wij zullen de beide S's maar nietlaten proeven: den eerste zou het te veel studie vergen, en van de studie van den laatste vergen wij reeds veel. ‘Kwâjongen, Pedant!’ Schelde men hem wat men wil. Ik geloof, dat P. versus O[pzoomer]Ga naar voetnoot3) in zijn recht is, wat de aanmerkingen betreft, niet de manier. Het wordt inderdaad hoog tijd, dat O. ‘de stem der waarheid eens hoore.’ - Gideon Huet tekent in een noot bij het ‘panvischjen’ aan: ‘Een ingezonden stuk, bezig rond te gaan bij de redactie van de Gids’, wat ons niet opheldert wie P. was, de kwâjongen, die het dorst bestaan Opzoomer te kritiseren. Het gaat hier om een vrij merkwaardig geschrift - enthousiast, heftig, scherp, modern voor zijn dagen - van de 24-jarige Arnoldus Pannevis. Zijn ‘Shakspere en de hedendaagsche Nederlandsche uitgaven en vertalingen zijner tooneelstukken. Kritische bijdrage tot de kennis van dichter en dichtkunst’ deed hij in 1863 te Utrecht als brochure verschijnen, nadat de | |
[pagina 257]
| |
studie een tijd lang - tè lang naar de zin van de heetgebakerde auteur - bij de Gids-redactie had berust toen ze reeds voor het tijdschrift was aangenomen.Ga naar voetnoot1) Pannevis, die inziet dat Shakespeare's taal de ‘naaste oorzaak’ is ‘van zijn groote zedelijke kracht welke daarin bestaat dat hij de menschelijke ziel zichzelve doet aanschouwen’ verwijt Opzoomer, schrijver van ‘Shakespeare de dichter van het zedelijke leven’Ga naar voetnoot2) en commentator, o.a. van Othello,een bekrompen-didactiese kunstbeschouwing; en,heet het, ‘Zijn Shakspere is geen dichter, maar slechts een samenvoeging van dat weinige, wat Mr. Opzoomer èn met eigen verstandelijken blik, èn met hetgeen hij uit de aanwijzing van anderen met zich kon assimileeren, van den ontzachlijken Engelschman heeft gezien’Ga naar voetnoot3); een bladzijde verder: ‘Ik durf met het volst vertrouwen het oordeel uitspreken, dat indien Prof. Opzoomer werkelijk de schoonheden van Shakspere besefte, hij juist alleen deze in een verhandeling over den Othello zou behandeld hebben, en er voor dingen als hij nu gezegd heeft geen plaats zou geweest zijn. Want waarlijk, hoe veel verstand daarin ook mag blijken, voor een waren lezer van Shakspere zijn zij niet anders dan zoutelooze gemeenplaatsen.’ Over Pannevis kon it geen biografiese gegevens vinden tot professor Prinsen mij een spoor wees door me attent te maken op het ‘Gedenkboek ter eere van die Genootskap van Regte AfrikanersGa naar voetnoot4), waaruit blijkt, dat de hoogst begaafde jongen in 1866 naar de Kaap emigreerde. Hij stierf er in 1884, 46 jaar oud, na een waarschijnlik wel heel droevig leven. Verschillende plaatsen uit het ‘Gedenkboek’ tonen aan, dat hij een rol in de wording van een nationale Zuid-Afrikaanse cultuur heeft gespeeld. Een zijner familieleden deelde me onlangs mede, dat Pannevis vóór zijn vertrek uit Nederland, verscheiden artikelen in Duitse tijdschriften moet hebben gepubliceerd. Maar waarin? Elke inlichting hierover zou me zeer welkom zijn. R. Pennink. |
|