De Nieuwe Taalgids. Jaargang 22
(1928)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
Aankondingen en mededelingen.Uit de nalatenschap van de Kopenhaagse hoogleraar Chr. Sarauw, die op germanisties gebied vooral door zijn Niederdeutsche Forschungen naam heeft gemaakt, heeft zijn kollega Hammerich een klein boekje persklaar gemaakt: Nedertysk, En Inledning til Sprogets Historie (Studier fra Sprog-og Oldtidsforskning no. 142, Køfbenhavn - 1926. Pr. Kr. 1.50). Het begint met een overzicht van de met het Nederduits het naast verwante dialekten (ook Nederfrankies en Nederlands), om dan de ontwikkeling van Oudsaksies tot Middelnederduits te bespreken (ander, uns enz. indringers uit 't Frankies; moderne dialektvormen als us, usse berusten op jongere uitval van n). Verder wordt de Nederduitse kolonisatie besproken, de invloed op het Noordgermaans, in 't biezonder op het Deens; de verdringing van het Fries in Oost-Friesland, en de Friese relikten, waartoe de schr. vormen als kijnt rekent. Ten slotte de Hoogduitse invloed op 't Nederduits, waarbij S. er op wijst, dat de hgd. invloed veel sterker is in de mnd. poëzie dan in het proza; vooral de rijmwoorden zijn vaak hgd. van vorm. In een merkwaardig, zij het ook niet in alle opzichten overtuigend betoog zet hij uiteen, dat dit komt door de aard van de ndd. taal: een rij van de onontbeerlikste woorden heeft zulk een vorm aangenomen in 't ndd., dat het moeilik is, er rijmen op te vinden; vgl. b.v. hebben (: ebben, nebbe, webbe: woorden die in verzen weinig te pas komen) tegenover haven (: graven, erhaven, schaven, laven, snaven, staven, raven). Grote kunst zou in 't ndd. een verstechniek zonder rijmen ontwikkeld hebben, maar na de Heliand-dichter had Noord-Duitsland geen groot poëet vóór Klopstock, en die - schafte de rijmen af! Voor 't mnl. geldt dit alles volgens S. niet in die mate, maar ook daar zijn toch de sporen van rijmdwang sterk genoeg (wel: wale, bet: bat, des: das), wat dan nader aan de Ferguut gedemonstreerd wordt. M.S. | |
[pagina 53]
| |
Experimentele phonetiekGa naar voetnoot1).De experimentele phonetiek ligt grotendeels buiten het gezichtsveld der linguisten. En dat is niet te verwonderen. Wie zich met taalstudie bezighoudt, kan meestal volstaan met een algemeen inzicht in de vormingswijze der klanken. Die algemene phonetiese begrippen zijn te verwerven zonder instrument, of liever met de onnavolgbaar gevoelige instrumenten der zintuigen. De experimentele phonetiek heeft dan ook de resultaten der zintuig-phonetiek hoogst zelden gewijzigd, alleen ze gepreciseerd en in concrete meetbaarheid vastgelegd. In exacte resultaten moge de proefondervindelike phonetiek de ‘gewone’ phonetiek overtreffen - de beoefenaar van deze laatste heeft het onschatbare voordeel van zonder enige moeite of opzettelikhieid voortdurend waarnemingen te kunnen doen op allerlei individuen en op zichzelf, zonder dat nauw-luisterende toestellen moeten worden uitgedacht, voor elke zitting opnieuw proefpersonen gezocht, en voor elke proefpersoon opnieuw het apparaat moet worden ingesteld. Juist deze laatste moeilikheden verleiden de experimentalisten weleens hun conclusies te bouwen op waarnemingen bij éen of zeer enkele individuen verricht. En ieder zintuig-phoneticus weet, hoe oneindig de persoonlike en dialectiese variaties kunnen zijn van éen en dezelfde klank. Daarom kan het een onjuiste indruk wekken, wanneer men, zoals de experimentele phonetici gaarne doen, de zintuig-phonetiek aanduidt als ‘theoretiese phonetiek’. Zonder de termen geweld aan te doen, zou men in veel gevallen de instrumenten-phonetiek met meer recht de ‘theoretiese’ kunnen noemen, en de ‘gewone’ phonetiek als de ‘practiese’ phonetiek daarnaast plaatsen. Om deze redenen is het toe te juichen, wanneer linguist en experimenteel phoneticus samenwerken op de wijze van wijlen Gallée en Zwaardemaker. De naam Zwaardemaker herinnert ons aan waarnemingen, in verbinding met dialectkenners gedaan op sprekers uit verschillende landsdelen, waardoor het belangrijke werk van de utrechtse hoogleraar ook in taalkundige kring | |
[pagina 54]
| |
is bekend geworden. Verleden jaar is te Amsterdam een lectoraat in experimentele phonetiek ingesteld: alweer een bewijs van levendige belangstelling in Nederland voor deze tak van wetenschap. Zo is het dan niet te verwonderen, dat er Archives Néerlandaises voor experimentele phonetiek gaan verschijnen. Tome I begint met de franse vertaling van de interessante ‘openbare les’, waarmee Mej. Kaiser haar lectoraat aan de amsterdamse universiteit heeft aanvaard: Proefondervindelijk onderzoek van betrekkingsklanken. - Verder bestaat de inhoud voor een groot deel uit beschrijving van toestellen en betogen voor de bruikbaarheid daarvan. Niettegenstaande de verduidelikende tekeningen blijft het moeilik voor wie niet gewend is om met dergelijke instrumenten om te gaan, zich een oordeel te vormen omtrent de bruikbaarheid alleen van het papier. W. Einthoven en S. Hoogerwerf tonen, hoe de ‘phonographe à corde’ kan dienen ter registratie van menselike stemklanken. - H. Zwaardemaker beschrijft de vernuftige apparaten, waarmee hij de bewegingen van elk der door Jespersen in zijn ‘analphabeties’ schriftGa naar voetnoot1) aangeduide articulatieorganen (α = lippen; β = punt, en γ = rug van de tong, enz.) kan registreren. Merendeels zijn het verbeteringen van toestellen die Rousselot ook al gebruikte. Zwaardemaker gelooft door zijn verbeteringen het bezwaar van Jespersen tegen Rousselot's ‘folterkamer’, nl. dat de natuurlike articulatie te zeer werd belemmerd, te hebben ondervangen. - Thea van Geldorp publiceert de resultaten van een onderzoek naar het verloop van het expiratories accent over een syllabe. - A. van Harreveld en Mej. Kaiser geven een artikel getiteld: ‘Détermination de la durée de la réaction dans l'émission préparée ou improvisée de sons’. - Laatstgenoemde deelt ook mede ‘quelques expériences relatives aux moments où les diverses composantes de l'émission d'un son entrent en action’ en beschrijft daarin proeven met de nederlandse ƒ, v en w, waaruit opnieuw is gebleken, dat het drietal goed onderscheiden is. - Met een bespreking van Prof. de Groot's studie over La Syllabe (Bull. Soc. Lingu. Tome XXVII, Fasc. 1.), eveneens van de hand van Mej. Kaiser, besluit het eerste deel, dat blijken geeft van een levendige en ernstige werk- | |
[pagina 55]
| |
zaamheid, die de neerlandici goed zullen doen met belangstelling, zij het uit de verte, te volgen. Want aan de phonetiese beschrijving van het Nederlands hebben de practiese phonetici nog wel het een en ander te doen overgelaten. C.B. van Haeringen. | |
Bollands taal.In een bundel opstellen, ter nagedachtenis van deze wijsgeer uitgegeven (Bolland, bij H.J. Paris; Amsterdam, 1927) schreef Dr. H.G. ten Bruggencate een opmerkelike studie over Bollands taal, waarin zijn sterke individualiteit tot uiting komt. Zijn met voorliefde gebruikte ‘moedertaal’ was ‘volstrektelijk doordacht en met de uiterste nauwkeurigheid gehanteerd’. Tot in spellingkleinigheden komt dat uit: de etymologie had voor hem een biezondere betekenis. Door gehechtheid aan de overlevering doet deze taal vaak ouderwets aan, maar tevens drijft de behoefte hem tot nieuwe schepping. De gewoonte om ‘door te dringen tot de grondbeteekenis der woorden’ leidt tot geestige tegenstellingen, tot onuitputtelik woordenspel. Tevens was Bolland ‘de man van het klinkende woord,’ of beter: de man der ‘opgeheven woordkunst’. Naar haar uiterlike zijde onderscheidt zich dus zijn taal door klankenspel en ritme. Dit alles wordt in deze studie toegelicht met tal van voorbeelden, die ook voor de taalkundige leerzaam zijn. | |
Is ‘uu’ voor ‘oc’ Holland in- en uitgevoerde?De bekende studie van Kloeke over de geschiedenis van de oe>uu>ui in het Nederlands vond bestrijding bij Dr. W. de Vries. Onder bovenstaande titel is zijn tegenbetoog opgenomen in de Mededeelingen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterk. (Amsterdam, 1927). Deze uitvoerige uiteenzetting leent zich niet voor korte samenvatting. De bestudering van het pro en contra kan slechts leiden tot verheldering van inzicht. Daarom vermelden wij, dat deze verhandeling ook afzonderlik verkrijgbaar is (prijs ƒ 0.60). | |
Maurits Sabbe's De Filosoof van 't Sashuis.Het artikel van T. Schuyt over dit boek, verschenen in De Vlaamsche Gids, werd onlangs door de firma C.A.J. van Dishoeck als afzonderlike uitgave in de handel gebracht. | |
[pagina 56]
| |
Mozaiek.Van de firma W.E.J. Tjeenk Willink (Zwolle) ontvingen wij een vijftal delen van de keurig uitgevoerde reeks bloemlezingen, onder de titel Mozaiek (Serie B). Dr. J.A. Roetert Frederikse verzamelde Kritiek en Essay (No. 1 en 2), J. Greshoff en A.F. Mirande deden een ruime keuze uit de Lyriek van de voorlopers van de Nieuwe Gids, de tachtigers en de jongere dichtergeneraties (No. 5 en 6); Dr. J.L. Walch verzamelde Epiek, van Hendrik van Veldeke tot J.H. Leopold (No. 7). Voor onderwijs en studie is hier veel goeds bijeengebracht. C.d.V. |
|