De Nieuwe Taalgids. Jaargang 21
(1927)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 221]
| |
Uit de tijdschriften. (Mei-Junie).De Gids. Junie. M. Nijhoff schrijft geringschattend en spottend over twee romans die in de laatste tijd opgang maakten, nl. De Opstandigen van J. Ammers-Küller en Letje van Top Naeff. Zijn opstel is getiteld: Aagje Ammers en Top Deken.
De Nieuwe Gids. Junie. J.B. Schepers vindt in het proefschrift van Van Rijnbach over Bredero's Kluchten aanleiding tot een artikel Nieuws over de jonge Bredero, waarin hij aannemelik tracht te maken dat Bredero vóór 1604 schildersleerling te Haarlem geweest zou zijn. - K.H. de Raaf geeft Gesprekken met Leopold weer. - J. Berg vervolgt zijn opstel over de Brieven van Mevr. Anne Busken Huet aan Mej. Sophie Potgieter.
Groot-Nederland. Junie. C.J. Wijnaendts Francken wijdt een artikel aan De Humor en het Tragische. - Frans Coenen beoordeelt de jongste produkten van de Afrikaansche Letteren, nl. Van Bruggen's Ampie, Marie Linde's Onder bevoorregte Mense en de gedichten van A.S. Keet.
Stemmen des tijds. Mei. Johanna W.A. Naher behandelt in een artikel Van vrouwenleven in Prae-Reformatietijd uitvoerig de moderne devotie in het Meester-Geerts-huis en het klooster te Diepeveen. Junie. Het slot van bovengenoemd artikel bespreekt de samenhang tussen deze vrouwenbeweging en de geest die de eerste martelaressen, o.a. Wendelmoet Claesdochter van Monnekendam, bezielde. - C. Tazelaar beoordeelt in de Literaire Kroniek een aantal, grotendeels vertaalde, werken.
Opwaartsche Wegen. Mei. A.J. van Dijk gedenkt de betekenis van Pol de Mont. - Onder het opschrift Een der onzen verwelkomt J. van Ham de bundel Feesten van 't jaar, gedichten van W.A.P. Smit. - De Bibliographie behandelt de litteratuur over Jacques Perk. Junie. De Bibliographie geldt de geschriften van Louis Couperus. | |
[pagina 222]
| |
Roeping. Mei-Junie. In deze aan Frankrijk gewijde aflevering; die een beeld wil geven van het ‘huidige frans-katolieke leven’, begint Th. de Jager een artikel over Dietse en Franse litteratuur in de Middeleeuwen, dat een overzicht geeft van de wederzijdse betrekkingen.
Den Gulden Winckel. Mei. Reimond Herreman schrijft over Urbain van de Voorde als romancier, naar aanleiding van zijn laatste werk, Het Meisje Lea, dat hij ‘een mislukt boek’ noemt. - Theun de Vries geeft een ‘Inleiding’ tot de Friesche Letteren. - Jan de Vries maakt ‘korte aanteekeningen’ o.a. bij Vlaamsche Essayisten (Joris Eeckhout en Karel van den Oever). Junie. Een vraaggesprek richtte G.H. Pannekoek Jr. deze maand tot Victor E. van Vriesland. - Het artikel Nederlandsche litteratuur in Italië geeft twee inleidingen van Italianen bij een grote vertaalde anthologie uit Nederlandse auteurs, te Rome verschenen. - Van Eckeren's Kroniek van het Proza behandelt De Zondaar van Alie Smeding.
De Boekzaal. Mei. Leo Fens beoordeelt Heyermans' roman Duezika, als naturalisme minder antipathiek als Kamertjeszonde, maar achterstaande bij Droomkoninkje. Junie. Ed. A. Serrarens bespreekt Gerard Brom's Romantiek en Katholicisme. - Anton van Duinkerken oefent in de Kroniek der Dichtkunst scherpe kritiek op de poëzie van Karel van den Oever.
Ons Geestelijk Erf. Alf. 2. Deze aflevering brengt het tweede gedeelte van Reypens' artikel over de Glose op het Vaderons van Gheraert Appelmans. - W. de Vreese geeft verslag van de interessante ontdekking van een verloren gewaand traktaat Die Materie van den Sonden, waarvan het enige handschrift onlangs verkocht werd. Nu is het eigendom van de Leidse Universiteitsbibliotheek.
Vlaamsche Arbeid. Afl. 3. O. Dambre wijst op De 17e eeuwsche ‘Missio Hollandica’ als toenaderingsfactor tusschen Noord en Zuid. - Dr. Indestege vervolgt zijn opstel over Henriette Roland Holst's ontwikkelingsgang. - Paul van Ostayen schrijft in de rubriek Nederlandse Poëzie uitvoerig over de dichter Marnix Gijsen (Het Huis, Verzen).
Dietsche Warande en Belfort. Mei-Junie. M.W. geeft een In memoriam H. Linnebank. - A.V.C. gedenkt Drie Zeventigers, | |
[pagina 223]
| |
nl. R. Vermandere, Arn. Sauwen en Pol de Mont. - Aug. van Cauwelaert beoordeelt Poëzie, o.a. van Karel van den Oever en Jan Hammenecker.
De Vlaamsche Gids. H. van Tichelen wijdt een artikel aan de Duitse opvoeder Heinrich Scharrelmann, die ook vernieuwer van taal- en leesonderwijs geweest is.
Paginae. April. P. de Keyser levert een bijdrage tot de kennis van Het Vlaamsche Tooneel te Brussel in de XVIIe Eeuw, o.a. door een lijst van stukken, gespeeld van 1662-1717. Mei. W. van Eeghem bespreekt de studie van O. Dambre over Justus de Harduijn, met bibliografiese aanvullingen.
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Jan. Alb. J.J. Van de Velde geeft een studie over De Kruidboeken van Dodoens, Clusius en de Lobel. Febr. J. Jacobs vestigt de aandacht op Her Herman Stekin van Seutdorpe en zijn ook in het Mnl. bewerkte sermoenenreeks Expositie op het Pater Noster, met exempelen toegelicht, en waarvan hij een nog onbekend, Limburgs getint, handschrift onderzochtGa naar voetnoot1). - Is Teirlinck publiceert ‘een nieuw handschriftelijk Reinaert-Document’, nl. Den grooten ende nieuwen Reinart de Voss, in het midden der 17de eeuw door een waarschijnlik Protestantse Noord-Nederlander gedicht naar de Nederduitse Reynke van 1539. Het handschrift heeft slechts het eerste deel van de tekst bewaard. De auteur, die verzen van Cats en P. Baardt aanhaalt, verbergt zich achter de zinspreuk ‘Utere cum Judicio’.
Volkskunde XXXI. Afl. 5-6. Pol de Mont bespreekt, warm aanbevelend, De Vlaamsche Vertelselschat, verzameld door Victor de Meyere. - Jozef Cornelissen geeft een verslag vnn de Dienst voor geschiedkundige en jolkloristische opzoekingen over het dienstjaar 1926, met tal van aardige biezonderheden over de onderzochte streken. - Maurits Sabbe deelt varia mede onder de titel Brugsche Zanten. - Victor de Meyere vervolgt zijn reeks Vlaamsche Sprookjes. (no. 68-76), met Nota's. | |
[pagina 224]
| |
Tijdschrift voor Taal en Letteren. Mei. D.A. Stracke vindt in Het leven van den H. Gerlach aanwijzingen van verloren gegane Dietse verhaalzangen, die ± 1190 in het Maasdal bekend geweest moeten zijn. - Jul. Persijn beoordeelt Te Winkel's Ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde III-VI. Leuvensche Bijdragen, XVIII, afl. 4. D.A. Stracke meent in de Mnl. Beatrys een aantal interpolaties te kunnen aanwijzen, terwijl hij betoogt dat het ‘naspel der legende’ later bijgedicht is.-J. Gessler verklaart een reeks Oude Woorden en Uitdrukkingen, ter aanvulling van het Middelnederlands Woordenboek. Bijblad, afl, 4. L. Grootaers publiceert een veertiende vragenlijst voor het dialektonderzoek. - Onder de Boekbeoordeelingen is er een van Grootaers en Kloeke's Handleiding bij het Noorden Zuid-Nederlandsch Dialectonderzoek, door J. Leenen. Tydskrif vir Wetenskap en Kuns. April. E. Eybers vervolgt zijn Hoofdstukke uit die Geskiedenis van die Opvoeding en Onderwys in Suid-Afrika met een afdeling over Die Taalkwessie. - S.J. du Toit vergelijkt Die Lied van Saïdjah, die Javaan met een volksliedje ‘Mooie meisjes, mooie bloemen’, dat Multatuli uit zijn jeugd bekend geweest kan zijn. - Dezelfde schrijver wil Die woord rondawel afleiden uit het Maleis-Portugees, en niet uit rondeel. -D.F. Malherbe bespreekt de Handleiding bij het Noorden Zuid-Nederlandsch Dialectonderzoek van Grootaers en Kloeke. Revue de littérature comparée. K.R. Gallas geeft een volledig samenvattend overzicht van Les recherches sur les rapports littéraires entre la France et la Hollande pendant trois siècles, historique et état actuel, waarin ook alle proefschriften van de laatste tijd genoemd worden. English Studies. Junie. P. Roorda bespreekt uitvoerig, krities en aanvullend, het proefschrift van L.J. Guittart over Dutch and English Intonation. Berichten en Mededelingen van de ‘Vereniging van Leraren in Levende Talen’. Mei. C.B. van Haeringen beoordeelt het proefschrift van Dr. G. Dekker: Die invloed van Keats en Shelley in Nederland gedurende die negentiende eeu. Museum. Junie. J. van Mierlo beoordeelt de herziene uitgave van Middelnederlandse legenden en exempelen, door C.G.N. de Vooys. - A. Borgeld beoordeelt de uitgaven van Joan de Grieck's Drie Brusselsche Kluchten, door Dr. Paul de Keyser. C.d.V. |
|