ook een enorme fout gemaakt in zedelike zin. 't Is meer opgemerkt, kinderen zijn goedgelovig, men kan ze van alles wijsmaken. Maar mag dat opvoeding heten?
De suggestie is groot van het gedrukte woord, van het boek; de suggestie heeft nog meer invloed op het voor suggestie zo vatbare kind door het voortdurend herhalen van manieren van zeggen als: hij leeft van haar in hem (i.p.v. hij leeft van de hand in de tand).
Zo willen de leerlingen dan ook wel aannemen, dat foutief is van een enveloppe te zeggen: Waar heb je hem gelegd? en dat het moet zijn, zoals het boek zegt: Waar heb je haar gelegd? En dat je niet mag zeggen: Ik ben met hun meegegaan; maar dat het moet zijn van jongens: Ik ben met hen meegegaan, en van meisjes: Ik ben met haar meegegaan. Dat het zelfs onnatuurlik is, - immers het taalboek zegt het hun: bij vrouwelike woorden kan men natuùrlik nooit van hem spreken, - van een tafel te zeggen: Wat staat hij dicht bij het raam, laten we hem wat achteruit schuiven. - Op die manier door dressuur bedorven leerlingen hebben niet alleen later bij hun schrijven maar ook bij hun spreken telkens en telkens weer naar een woordenboek te grijpen.
De veel gebruikte boekjes van het trio Wouters, Van de Hulst en Van Hulzen, waarvan in 1923 van het eerste deeltje de eerste druk verscheen en in September 1925 al een derde druk, terwijl ook de hogere deeltjes al twee drukken hebben beleefd, waarvan de eerste in 1924 en de tweede al in 1924 of in 1925 zijn derhalve verderfelik voor het taalonderwijs.
Het Pleidooi van Van den Bosch verscheen in 1893. We gaan wel erg langzaam vooruit.
Wij zijn nog lang niet zover, dat taalopvoeding in elke lagere school is een bewust leiden en een taaltucht om tot volledige ontplooiing te doen komen wat in ieder individu leeft aan taalgevoeligheid en taalvaardigheid.
Haarlem.
W. Kraak.