De Nieuwe Taalgids. Jaargang 21
(1927)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Duitse invloed op Nederlands purisme omstreeks 1800.In 1796 schreef Joannes Lublink de Jonge een Proeve over het verrijken der Nederduitsche taalGa naar voetnoot1), waarin hij het Duitse purisme van J.H. Campe bij zijn landgenoten inleidt, en ter navolging aanbeveelt. Zelf is hij geen onvoorwaardelike volgeling: zijn eigen voorstellen wijken herhaaldelik van het Duitse voorbeeld af, maar toch ‘beveelt hij ter toetsing aan eenige nieuwgevormde woorden, door den heer Campe voorgeslagen, en die, onzes bedunkens, meer of min, aanprijzing verdienen’Ga naar voetnoot2). Onder de vijf-en-twintig opgesomde verduitsingen zijn er drie of vier die inderdaad in het algemene Nederlands opgenomen zijn: egoïsmus = zelfzucht, industrie = kunstvlijt (bij Van Dale = = kunstnijverheid. Nu nog gebruikelik?), monopolium =alleenhandel, trepaan = schedelboor. Dat is geen groot getal, maar er school toch een aanwijzing in, om eens na te gaan of deze invloed zich inderdaad tot een paar woorden beperkte. In mijn opstel Duitse invloed op het Nederlands had ik namelik op de mogelikheid van ‘Lehnübersetzung’ te weinig acht geslagen.
Vooraf een en ander over Campe en zijn levenswerk, door de grote Duitse dichters gesmaad, door Jacob Grimm geringgeschat, maar in onze tijd door zijn biograaf Dr. J. LeyserGa naar voetnoot3) en door Herman HirtGa naar voetnoot4) in ere hersteld. De zuivering en verrijking van zijn moedertaal beschouwde Campe als zijn levensdoel en als een patriottiese taak. Na zijn Proben einiger Versuche deutscher Sprachbereicherung (1791-92) behaalde hij in 1794 een groot sukses door de bekroning van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn ‘Preisschrift’: Ueber die Reinigung und Bereicherung der deutschen Sprache. Dit moedigde hem en zijn medestanders aan tot de uitgave van de Beiträge zur weiteren Ausbildung der deutschen Sprache von einer Gesellschaft von Sprachfreunde, die van 1795 tot 1797 verschenen. Daarin worden o.a. Herder, Goethe, Voss en Kant voor de rechtbank geroepen, niet alleen wegens gebruik van vreemde woorden, maar ook op grond van tekortkomingen in woordkeuze en stijl. Vandaar Goethe's wraak in zijn Xenien, door Campe met epigrammen beantwoordGa naar voetnoot1). In het laatste deel van de Beiträge werd een samenvattend werk aangekondigd, dat in 1801 verscheen, getiteld Wörterbuch zur Erklärung und Verdeutschung der unserer Sprache aufgedrungenen fremden Ausdrücke, bedoeld als aanvulling van Adelung's woordenboek. In 1804 werd dit aangevuld door een lijst van ‘Kunstwörter’, en van 1807-1812 dateert het grote vijfdelige Wörterbuch der deutschen Sprache dat 50.000 woorden meer bevatte dan Adelung vermeldde, waaronder ook zijn eigen, afzonderlik getekende, verduitsingen.
Het woordenboek van 1801 begint met een hoofdstuk Grundsätze, Regeln und Gränzen der Verdeutschung (blz. 1-114), een verkorte en verbeterde uitgave van zijn ‘Preisschrift.’ Daaruit leren wij, dat de man die de macht van de taalzuiveraar zozeer overschatte, in sommige opzichten van gezonde grondbeginselen uitging. De Academie had vijf vragen gesteld: 10 Ist vollkommene Reinheit einer Sprache überhaupt, und besonders der Deutschen, möglich? Antwoord: in strenge zin genomen, niet. Het zijn vooral de abstrakte en algemene vreemde woorden die nog verwijderd kunnen worden. 20 Ist vollkommene Sprachreinheit nothwendig? Antwoord: het weren van vreemde abstrakte woorden is noodzakelik, want ze kunnen slechts ‘verworrene oder ganz unrichtige Begriffe erwecken’ (!). Campe ontpopt zich hier als volbloed ‘Aufklärungs’-discipel, van de naieve soort. Hij gaat b.v. zo ver, dat hij beweert: door het ontbreken van een echt Duits woord voor ‘Religion’ is de ‘Volksaufklärung’ verhinderd! 30 Wie weit kann und musz die für unscre Sprache noch mögliche Reinigung getrieben werden? Antwoord: er zijn bepaalde groepen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van woorden, die liever niet verduitst moeten worden, nl. woorden die ‘etwas nicht denkbares’ aanduiden; schmutzige, unsittliche und pöbelhafte Ausdrücke; woorden die ‘das sittliche Zartgefühl abstumpfen’, als galanterie, fille de joie; woorden die vooroordelen en ‘Irrthümer des Verstands’ helpen verbreiden, als Porte-dieu, sacramenten. Vooral het laatste is weer uiterst merkwaardig voor deze verlichtingsperiode. 40 Welche Theile des Deutschen Sprachschatzes bedürfen vorzüglich die Absonderung des Fremdartigen; in welchen andern hingegen würde die Absonderung unthunlich oder nachtheilig sein? Deze vraag is verstandiger dan Campe's prakties antwoord in zijn Woordenboek, waar het purisme zich over alle taalkringen uitstrekt. 50 Wie, und nach welchen Grundsätzen kann die Reinheit und die Bereicherung der Deutschen Sprache am besten befördert werden? In zijn antwoord gaat Campe uitvoerig na, welke bronnen bruikbaar zijn: hij noemt het oudste Duits, de taal van Luther, de gelijktijdige auteurs, de hoofddialekten en de verwante talen, waaronder ook het Nederlands. Bovendien wijst hij op de innerlike vruchtbaarheid van de steeds scheppende eigen taal. Bij het doorbladeren van Campe's lijsten met verduitsingen worden wij getroffen door tal van woorden die ons Nederlands eveneens kent. Die overeenkomst kan berusten op rechtstreekse vertaling van een vreemd woord, b.v. abstrakt - abgezogen - afgetrokken; accidenteel - zufällig - toevallig; anthologie - blumenlese - bloemlezing, enz. Dan is afhankelikheid mogelik, maar volstrekt niet noodzakelik. Wanneer daarentegen asyl in het Duits weergegeven wordt door zufluchtsort en in het Nederlands door toevluchtsoord, dan is een toevallige gelijkheid moeilik aan te nemen. Er zijn dan twee mogelikheden: òf het Nederlands ontleende het woord, vertalend, aan het Duits, òf het omgekeerde was het geval. Dat het laatste ook mogelik is, blijkt uit het feit dat Campe het Nederlands onder zijn bronnen noemt, en dus mogelik Nederlandse woordenboeken raadpleegde. Zowel van de zijde der Duitse als der Nederlandse lexicografie zou dit voor elk afzonderlik woord nagegaan moeten worden. Het zal moeilik blijven, tot stellige uitkomsten te geraken, omdat men daarvoor zou moeten weten waar en wanneer het woord voor het eerst gebruikt is. In ons Nederlandsch Woordenboek, dat de oudste plaats niet vooropzet, is het bepalen van de ouderdom vaak lastig of ondoenlik, terwijl onze lexicografen, vooral vroeger, de Duitse | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
inkomelingen òf werden òf liever van ‘vreemde smetten’ trachtten te zuiverenGa naar voetnoot1). Wie zich aan dit onderzoek zou wagen, vindt een belangrijk hulpmiddel in de opeenvolgende reeks drukken van Lodewijk Meyer's Woordenschat. Al dadelik doet zich de vraag voor: heeft Campe dit boek gekend en gebruikt. Dit moet, dunkt mij wel uit te maken zijn. In elk geval zullen Campe's purismen, indien ze vóór 1791 reeds in onze Woordenschat te vinden zijn, niet als voorbeeld van de gelijkluidende Nederlandse woorden kunnen gelden. Wij laten daarvan enige voorbeelden volgen, waarbij ik de 8ste druk van Meyer (1720) raadpleegde:
Daarnaast zijn ook andere verduitsingen van Campe aan te wijzen, die in het Nederlands vóór 1791 bestonden: ik trof ze namelik aan in François Halma's Groot Fransch en Nederduitsch Woordenboek, 6de druk, 1781. Of Campe deze woorden door bemiddeling van het Nederlands heeft leren kennen, dient nog nader onderzocht te worden.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de volgende woorden lijkt mij, omgekeerd, ontlening naar het Duitse voorbeeld aannemelik:
Een bewijs voor invloed van het Duitse voorbeeld is soms daarin te vinden, dat het in Meyer's Woordenschat met een ander woord weergegeven is. Toch moet daarbij voorzichtigheid betracht worden. Meyer vertaalt b.v. appétit met het alledaagse woord treck. Als wij nu op grond daarvan zouden veronderstellen dat eetlust gevormd is naar het model van Eszlust bij Campe, dan zouden we ons vergissen, want eetlust komt reeds bij Halma | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor. Meer zekerheid hebben we b.v. in de volgende gevallen. Tegenvoeter (antipode) beantwoordt een Campe's Gegenfüszler en niet aan Meyer's tegenvoeteling. Gezichtsking (horizon) = = gesichtskreis (Campe) en niet = gezichtring (Meyer). Alleenverkoop (monopolie) = Alleinverkauf (Campe), terwijl Meyer alleenkoop heeft. Wij zeggen vrijwilliger (volontair) naar Freiwilliger (Campe) en niet met Meyer: vrijwillige. Voor accent noemt Meyer wel vijf woorden; woordklank, ghalm, toezangh, bijklank, bijghalm, maar niet nadruk, dat wij bij Campe aantreffen (Nachdruck). Ingredient is bij Meyer: inmengsel; ons bestanddeel = Bestandtheil (Campe). Standbeeld = Standbild (Campe); bij Meyer: stokbeeld. Norm weet Meyer alleen te vertalen met maat, regel en nog niet met richtsnoer = Richtschnur (Campe). Voor het reeds genoemde toevluchtsoord (asyl) heeft Meyer: vrijplaats, schuilplaats. Ten slotte wijzen wij degenen die een diepergaand onderzoek naar de wederzijdse invloed zouden willen instellen op het belang van de Nederlands-Duitse woordenboeken uit de achttiende eeuw. Het is mij niet bekend dat deze voor de geschiedenis van onze taal ooit grondig geraadpleegd zijn. Bij het bladeren in Matthias Kramer's Nieuw Woordenboek der Nederlandsche en Hoogduitsche TaalGa naar voetnoot1) trof het mij b.v. dat hij voor liederlich elf woorden opgeeft, maar niet liederlik, dat toen (ook blijkens de plaatsen in het Ned. Wdb.) eerst in opkomst was. Gekünstelt, gediegen Gold, mit geballter Faust, worden nog omschreven en niet vertaald met gekunsteld, gedegen en gebald. Daarin schuilen dus, mits met kritiese voorzichtigheid getoetst, gegevensvoor de ontlening en voor de ouderdom van deze en dergelijke woorden. Van de bovengenoemde woorden vond ik bij Kramer reeds standbeeld, richtsnoer en nadruk vermeld. Voor de vraag of een Nederlands woord in de achttiende eeuw gebruikelik was en voor het opsporen van wel gebruikelike synoniemen, zal men ook andere woordenboeken, als het Nederlands-Engelse van Séwel, het Nederlands-Latijnse van D. van Hoogstraten, meermalen met vrucht kunnen raadplegen. C.G.N. de Vooys. |
|