Opgang. April. Paul Vreeland geeft het eerste gedeelte van een opstel over Vermeylen's Wandelende Jood.
Tydskrif vir Welenskap en Kuns. Jan. D.B. Bosman handhaaft in een artikel Oor grammatika en nog wat zijn bezwaren tegen de spraakkunst van Bouman en Pienaar, in het biezonder tegen de logiese indeling en de definities van de woordsoorten.
Den Gulden Winckel. Jan. Deze jaargang, in verjongde gedaante, opent met een vraaggesprek met Geerten Gossert, waarin hij, soms paradoxaal, zijn meningen over kunst en maatschappij, en over zijn eigen dichtkunst, verkondigt. - Reimond Herreman schrijft over Jan van Nylen. - Gerard van Eckeren's Kroniek van het Proza is gewijd aan de Overpeinzingen van een bramenzoeker door R.N. Roland Holst. - De Kroniek der Poëzie van Jan Greshoff, de nieuwe redakteur, begint met Een woord ter inleiding.
Febr. Het vraaggesprek (door G.H. Pannekoek Jr.) geldt deze keer Felix Timmermans. - Uitvoerig en waarderend beoordeelt Jan de Vries de studie van Frans Coenen over De Tachtiger Beweging. - De Prozakroniek behandelt W. Elsschot, Ina Boudier-Bakker en Alie Schmeding; de Kroniek der Poëzie de bundel Om de stilte van H.W.J.M. Keuls.
Maart. Pannekoek's vraaggesprek is gericht tot de jonge dichter Albert Besnard. - Gerard van Eckeren bespreekt o.a. het jongste werk van F.V. Toussaint van Boelaere en om Carry van Bruggen.
April. Pannekoek ondervroeg de Katholieke essayist L.J.M. Feber, in het biezonder over zijn ontwikkeling en over zijn opvattingen omtrent de dramatiese kunst. - Gerard van Eckeren bespreekt krities de Geestelijke Peilingen van de Vlaamse criticus Karel van den Oever. - J. Greshoff beoordeelt de laatste bundel (Verschijningen) van de dichter. Jan Prins.
Museum. April. G.J. Hoogewerff bespreekt de bloemlezing uit Stalpaert van der Wielen, door Knippenberg. - J.G. Talen prijst Wellander's Studiën zum Bedeutungswandel im Deutschen.
De Bibliotheekgids. April. Aart van der Leeuw bespreekt de rede van Albert Verwey: Van Jacques Perk tot nu.
C.d.V.