Febr. F. Coenen bespreekt De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt van Felix Timmermans.
De Beiaard. Jan. B.H. Molkenboer heeft veel lof voor Verwey's Dantevertaling: ‘Verwey heeft met zijn omdichting van het allerhoogste poëem in een taal, die daar zeker niet zooveel plooibaarheid en rijkdom voor bezit als het origineel, verblijdende en schoone overwinningen bevochten.’ Toch acht hij ‘de vraag of onze literatuur in deze Goddelijke Komedie haar “klassieke”, representant van Dante's wereldwerk heeft gewonnen, sterk betwistbaar.’ ‘Het rijm, zelfs door een virtuoos als Verwey gehanteerd, dwingt zóó doorloopend tot benaderingen, omschrijvingen, uitvluchtjes en onjuistheden, verzwaart bovendien door vreemde vormen het verstaan van de altijd moeilijke Commedia zóó sterk, dat ik het tegen de kennismaking met Dante en de bewondering voor Dante haast een remedie vind.’ Verkeerd acht hij het, dit gedicht ‘zonder eenige duiding aan Hollandsche hersens voor te zetten.’
Stemmen des tijds. Febr. Het Literair Overzicht van C. Tazelaar ‘staat in het teeken van den roman.’ Achtereenvolgens worden de jongste boeken van Henri van Booven, Otto Ruysch, Ellen Forest, J.W. de Boer, P. Verhoog en Anna van Goch-Kaulbach besproken.
Opwaartsche Wegen. Jan. J. van Ham beoordeelt De mooie taal van H. Padberg. Voor de school acht hij het ‘ongeschikt doordat het te uitvoerig en te moeilik is’, maar om het mooie materiaal en de mooie beschouwingen is het ‘zeer de moeite van het lezen en bestuderen waard.’
Febr. P.J. Risseeuw schrijft een artikel Over de romans van Wilma.
Elseviers Maandschrift. Jan. H. Robbers waardeert Herman Gorter en Augusta de Wit op hun zestigste verjaardag. - D. Th. Jaarsma beoordeelt Weideweelde van Herman de Man.
Febr. J. de Wit beoordeelt Vormen van M. Nijhoff.
De Witte Mier. No. 1. Jan de Vries schrijft over Het Sprookje en de Literatuur: hij wijst op de eigen stijl van het sprookje en