De Nieuwe Taalgids. Jaargang 19
(1925)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
Jan van Brederode als vertaler van Des Coninx Summe.Tot nog toe gold als vertaler van de Somme le Roy, en wel op gezag van vier hss., waaronder het ondste, een zekere ‘broeder Jan van Rode, convaers der Cartuser oerde tot Seelem’. Wel vermeldden drie andere hss. als zodanig Jan van Brederode en werd dit bevestigd door Johannes a Leidis. Maar de kroniekschrijver vertelde ook dat Brederode zich in een Karthuizer klooster ‘buiten Utrecht’ had begeven, terwijl alle hss. zonder uitzondering Zeelhem noemden als de plaats waar de vertaling was gemaakt. Dit deed veronderstellen dat de naam Rode later om een of andere reden in Brederode was veranderd. Een studie van mr. ScholtensGa naar voetnoot1) brengt nu allerlei nieuws omtrent het avontuurlik leven van Jan van Brederode. De bouwstoffen voor zijn opstel verschafte hij zich door een nader onderzoek van de Hollandse kronieken en vooral van de geschiedenis van de Karthuizer orde tijdens het grote schisma. Het blijkt dat Johannes a Leidis ten dele onjuist is ingelicht, en dat Jan van Brederode wel degelik convert te Zeelhem is geweest. Na de dood van zijn schoonvader in 1407 vindt hij aanleiding om het klooster te verlaten en weet daartoe o.a. de pauselike goedkeuring te verkrijgen. De Karthuizers lieten het er niet bij zitten en wapenden zich met een uitspraak van niemand minder dan de kanselier en de theologiese faculteit van de Parijse universiteit, waarbij Brederode in het ongelijk werd gesteld. Een traktaat van Gerson behandelt de kwestie in biezonderheden; er wordt daar gesproken van ‘quidam Johannes olim miles saecularis’, die blijkens zijn levensomstandigheden niemand anders is dan Brederode - die zich overigens door het betoog niet heeft laten overreden om in het klooster terug te keren. Neemt men nu nog in aanmerking dat de vertaling van Des Coninx Summe, die de vertaler toch beloofd had geheel te zullen geven, in 1408 plotseling is afgebroken, en dat uit de stukken duidelik blijkt dat Brederode in 1409 niet meer in het klooster aanwezig was, dan volgt hieruit met de grootste waarschijnlikheid dat de hss. die Jan van Brederode noemden toch gelijk hadden, te meer daar ook nu weer van het bestaan, van een Jan van Rode te Zeelhem niets is gevonden. En zo zal het dan een Hollands edelman zijn ‘die hem zeer wel verstont op de Walsee tonge’, aan wie we de bekende uitstekende vertaling (van het eerste gedeelte van Somme le Roy) hebben te danken. D.C.T. |
|