een waardering van Dirk Coster's bloemlezing Nieuwe geluiden. Ondanks zijn bezwaren, toont hij zich er mee ingenomen. Aan het slot geeft hij een karakteristiek van de samensteller-inleider. - Frans Coenen publiceert zijn te Parijs gehouden lezing over De geest in de Hollandsche Letteren.
Onze Eeuw. Nov. Martien Beversluis wijdt een opstel aan De laatste poëzie, waarmee hij een reeks onlangs verschenen dichtbundels bedoelt. Zijn algemeen oordeel is ongunstig: ‘Wij leven nog midden in den chaos. Er heerscht wanorde naar den uiterlijken kant, naar den vorm, maar ook wanorde naar den geest, in de idee en in de moraal.’ Zijn verzet gaat vooral tegen de groep van het Getij en tegen Nijhoff. Bij De Mérode voelt hij een kentering, maar vooral voor Van Eyck, die zichzelf vernieuwde, vraagt hij meer waardering.
Des. Bij het staken van dit tijdschrift, werpt de redaktie Ten afscheid, een terugblik op de afgelegde weg.
Elseviers Maandschrift. Nov. H. Robbers bespreekt De Kunst van het Reizen door P.H. Ritter Jr.; J. de Wit de jongste roman, De Eenzame, van Herman de Man.
Des. H. Robbers herdenkt Herman Heyermans.
Stemmen des tijds. Nov. In de Letterkundige Kroniek bespreekt C. Tazelaar vergelijkend de laatste gebundelde kritieken van Querido (Letterkundig Leven III) en van Kloos (Inzichten en vergezichten IX), de Verzamelde taalkundige Opstellen I van C.G.N. de Vooys, een Over-Betuwsche novelle van K. Lantermans, en de Afrikaanse roman Ampie van Jochem van Bruggen.
De Beiaard. Nov. G. Brom beoordeelt het proefschrift van K.H. Boersema: Allard Pierson, eene cultuurhistorische studie. Hij noemt dit ‘misschien overladen, maar zeker onmisbaar boek de basis voor een edele gedenkzuil, die oorspronkelike denkers ooit Pierson zullen wijden. Hij verdient immers nog een nieuw beeld uit één stuk, gemodelleerd naar de verspreide trekken in deze grondig doorwerkte samenvatting, die, hoe verdienstelik en betrouwbaar ook van geleerdheid, toch met het oog op het leven wat gewoon lijkt voor een man, aan wie volstrekt niets gewoons was.’ Aan het slot verwijt hij de schrijver van dit proefschrift zijn verwaarlozing van de Katholieke literatuur.