opmerkingen en met liefde bewerkte gedeelten, als het Engelse spel van de 16de en 17de eeuw.
Elseviers Maandschrift. Julie. H. Robbers herdenkt C.S. Adama van Scheltema. - D. Th. Jaarsma heeft grote verwachtingen van het talent van Margot Vos, de dichteres van De Nieuwe Lent.
Aug. P.H. Ritter Jr. karakteriseert De stijl van Jhr. Mr. A.F. de Savornin Lohman, evenals hij vroeger die van Dr. Kuyper en van enige letterkundigen ontleedde, in verband met hun persoonlikheid. - H. Robbers bespreekt twee prozabundels van R.N. Roland Holst, de schilder-schrijver; C.E. beoordeelt de roman Van haar luister beroofd, door Johan de Meester.
De Witte Mier. Julie. Bernard Verhoeven kondigt onder de titel Guido Gezelle voor de Geloovigen, een drietal boekjes aan, waarin Guido Gezelle's verzen ‘versneden zijn tot devotie-boekjes voor het volk.’ Toch acht hij dit geen miskenning van Gezelle's dichterschap, want ‘was Gezelle moralist, dan was de moraal de adem zelf van zijn ziel.’
De Stem. Julie-Aug. Urbain van der Voorde begint een studie over de dichter Guido Gezelle, in wie ‘de latente krachten der middeleeuwen krachtig ontwaakten.’ In een Aanteekening, geschreven naar aanleiding van Schaduw der Vleugelen van Karel van den Oever, beschuldigt hij deze dichter van ‘een kwajongensachtig meedoen met den grooten hoop’, ten gevolge van ‘moderne maanziekte.’ - De Inleiding tot de nieuwe Nederlandsche Dichtkunst van Dirk Coster is bestemd voor een bundel Nieuwe Geluiden, ‘een keuze uit de poëzie van na den oorlog’, die de schrijver weldra, zal uitgeven.
Studiën, tijdschrift voor godsdienst, wetenschap en letteren. Julie. A. Reichling behandelt Het Platonische denken bij P.C. Boutens. ‘Een der kernpunten van Plato's systeem, zijn liefdeen schoonheidsleer, ligt ten grondslag aan Boutens' levensinzicht.’ - ‘Met de kennis van Plato wordt het inzicht in Boutens' verzen verkregen, zonder dit moeten zij velen een raadsel schijnen of hoogstens: een mooie zeepbel.’
Aug. A. Reichling vervolgt zijn studie over Het Platonische denken bij P.C. Boutens. Hij toont aan dat ‘Boutens aan Plato's liefdebeschouwing een eigen wending gegeven heeft’, en gaat