Nog iets over tante Betje.
In aansluiting aan het bovenstaande en na vroegere beschouwingen van Martin J. Premsela (De N. Taalgids XII, 130) en van A.C. Bouman (De N. Taalgids XVI, 65) is nog het volgende op te merken.
Naast verschillende oorzaken wordt ook op het feit gewezen dat het verschijnsel alleen in de geschreven taal voorkomt. Maar is dan het schrijven ook geen oorzaak? In de reeks up-and-down's die de taal zoals elke levensuiting te zien geeft, zijn de up's bij het schrijven vanzelf talrijker en hoger dan de gelijksoortige bij het spreken, maar ook kunnen er, als natuurlike reaktie, de down's talrijker en lager zijn. In opstellen van kinderen is dat na te gaan, ook in brieven van niet-auteurs zoals ‘oude tantes’. Men vindt er ellipsen die onmogelik als gevoelskrachtig zijn te prijzen maar alleen als intellektueel zwak zijn te laken, o.a. blijven de subjektvoornaamwoorden soms weg, ook inleidende bepalingen als toen, daar. Die laatste zwakheid valt in Tante Betje samen met zwakheid van woordorde n.l. inversie. Dat inversie, evenals de ellips, niet altijd aan gevoelskracht doet denken (zoals wel in de vraagzin en in jodentaal) maar soms enkel aan intellektueel tekort, zou in een stijlbeschouwing over zwakte nader te bespreken zijn.
Ph.J.S.