Roeping II, afl. 7. H. Moller bestrijdt in een artikel Gerard Brom en de jongere Katholieke dichtkunst een inleiding, die Gerard Brom in het tijdschrift Orpheus schreef vóór een twaalftal door hem bijeengebrachte gedichten van Katholieke jongeren. Naar de mening van zijn bestrijder houdt hij zich ‘bijna voortdurend bezig met de uitwendigheid’, terwijl ook de kritiek op de ingeleide gedichten, door de dichters zelf aangewezen, volgens de beoordelaar onjuist en ongepast is.
Museum. April. J.A.N. Knuttel oordeelt ongunstig over de Bredero-bloemlezing van J.B. Schepers, in het biezonder over de Inleiding.
Studien, tijdschrift voor godsdienst, wetenschap on letteren. Maart. In het vervolg van zijn Van Eeden-studie behandelt H. Padberg Johannes Viator en de beoordelingen van dit boek door de tijdgenoten.
April. In het derde gedeelte van zijn studie over Frederik van Eeden behandelt H. Padberg De literaire criticus. Zijn ontwikkelingsgang, die door Kloos zeer onvoldoende behandeld is, wil hij in vier perioden onderscheiden. In de eerste (1887-1889) ‘let hij enkel op het expressievermogen, op den mooien vorm’; later vraagt de inhoud het eerst zijn aandacht. De tweede periode (1889-1891) is te beschouwen als een overgang naar de derde.
Dietsche Warande en Belfort. Maart. In een opstel van Joris Eeckhont over de verschillende stromingen in De Jongste Wereldpoëzie krijgt ook Wies Moens zijn plaats.
De Vlaamsche Gids XII. No. 4. Maurits Sabbe vond in het Letterkundig Leesboek van Tinbergen en De Vooys aanleiding tot een uitvoerige beschouwing over Onze letterkundige Taal in de 19de Eeuw. - O. Dambre vervolgt zijn Cultuur-historische Beschouwingen over de Renaissance, inzonderheid in de Nederlandsche Letteren, bedoeld als een ‘inleiding tot een studie over het leven en de werken van J. de Harduijn.’
Verslagen on Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Aug.-Sept. Gustaaf Segers geeft een bijdrage over De Toponymie van Conscience's ‘Loteling’, waarin hij op grond van een onderzoek ter plaatse, ook de waarheid van de geschilderde toestanden en gebruiken bevestigt.