De Nieuwe Taalgids. Jaargang 17
(1923)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKroniek en kritiekDe taalstudie van de onderwijzer op de goede weg?Het is al meer dan tien jaar geleden dat wij in dit tijdschrift de dringende noodzakelikheid betoogden om de taalstudie van de onderwijzer grondig te herzienGa naar voetnoot1). Nu de examens opnieuw bij Koninklik Besluit geregeld zijn, komt begrijpelikerwijze de vraag op: zijn de autoriteiten die deze regeling ontwerpen en de benoeming van examinatoren in handen hebben, óók van die noodzakelikheid doordrongen? De onlangs bekend geworden programma's geven niet veel licht. Voor de gewone akte luiden de eisen: | |||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||
Voor de hoofdakte:
Met het eerste programma kan de ouderwetse examinator in volkomen gemoedsrust de oude wegen blijven bewandelen. Elk nieuw geluid, elke vingerwijzing in nieuwe richting ontbreekt. Dat er andere wensen bestonden, blijkt o.a. uit een Rapport dat het Katholieke Schoolblad onlangs (11 Okt.) publiceerde. Daarin vindt men een ontwerp voor een nieuw program, ontworpen door een kommissie, door de Federatie-vergadering daartoe aangewezen. De paragraaf over het taalonderwijs luidt: Stof en metodiek van het taalonderwijs op de L.S. Vooral door de toelichting blijkt dat hier oprechte hervormingszin aan het woord is. De voorstellers zeggen o.a.: Daar het doel van het volksonderwijs niet is wetenschap te doseren, maar op voor-de-jeugd-geëigende wijze geschikte kennis, vaardigheid en karakterontwikkeling aan te brengen, moet de metodiek van het onderwijs en van de opvoeding de richting bepalen waarin bij de opleiding de verschillende vakken worden gegeven, en veel meer dan tot nu toe op de voorgrond treden .... | |||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||
noodzakelik, dat gebroken wordt met het kunnen opzeggen van gevallen, regels, uitzonderingen, paradigma's enz. en het bekend zijn met allerlei spitsvondigheden, die voor de praktijk van niet de minste waarde zijn. Boven het van buiten geleerd hebben van een spraakkunst of een ander boek dient te worden gesteld het inzicht, dat de kandidaat zich verworven heeft. Gelukkig dat een examinator die op het standpunt van deze kommissie staat, door het vage regeringsprogram tenminste niet verhinderd wordt om te vragen naar wat hij de ‘hoofdzaken der Nederlandse spraakkunst’ acht! Voor het hoofdakte-examen is er meer overeenstemming tussen het officiële programma en dat van de R.K. onderwijzers, die naast de ‘Beschouwing van een metode voor het taalonderwijs op de L.S.’ verlangen: ‘Kennis van enige algemene taalverschijnselen.’ Dit is bijna even onbepaald als ‘enige belangrijke verschijnselen uit het leven der Nederlandse taal’, maar de overeenkomst is vooral negatief: men wil geen meerdere virtuositeit in zinsontleding, geen memoriseren van uitvoerige spraakkunsten. Ongetwijfeld ligt in die erkenning een vooruitgang, maar een gedachtenwisseling over datgene wat de hoofdaktestudie wèl zou moeten omvatten, lijkt ons nodig en nuttig. Zeer juist is weer de opmerking in het bovengenoemde Rapport: ‘Het spreekt vanzelf dat een eksamenprogramma, uiteraard beknopt, maar een betrekkelike waarde heeft. Veel hangt af van de opvattingen der eksaminatoren. Wil er werkelik in de onderwijzers-eksamens verbetering intreden, dan is het ook nodig, dat ze afgenomen worden door personen, die met de huidige gebreken op de hoogte zijn en daarbij de wil bezitten en in staat zijn om de nieuwe wegen te bewandelen die men op moet.’ Daaraan zouden we willen toevoegen: even nodig is het, dat de opleiders weten wat ze willen, en kunnen wat ze wensen. Opleiders en examinatoren moeten welbewust in dezelfde richting sturen. Dit wordt het best bereikt, wanneer opleider en examinator één zijn: vandaar dat wij nog steeds de beste oplossing zien in het stichten van goede kweekscholen met het jus promovendi. Met grote ingenomenheid lazen wij dan ook in de bladen, dat de Minister reeds in 1924 een schoolexamen met toezicht van gekommitteerden heeft ingesteld bij de daarvoor aangewezen | |||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||
kweekscholen. Wanneer deze scholen een voldoende uitbreiding gekregen zullen hebben, en bevoegde, met zorg gekozen leerkrachten daar de toon aangeven, hopen wij het vraagteken, dat we nu nog achter ons opschrift plaatsten, te kunnen schrappen. C.d.V. |
|