De Nieuwe Taalgids. Jaargang 17
(1923)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 219]
| |
Kroniek en kritiek.Nog eens: -en of -e?Onze beschouwing in de vorige aflevering lokte het volgende stukje uit: Naar aanleiding van dit vraagstuk zij het mij vergund, een enkel woord in het midden te brengen. In onze pas verschenen grammaticaGa naar voetnoot1) heb ik de formulering van Van Helten overgenomen, volgens welke voor vokalen de n nog gesproken wordt, maar voor Konsonanten en in pause niet meer, maar er bij gevoegd, dat ook reeds ‘vielfach’ de n voor vokalen niet gesproken wordt. Ik heb gemeend, mij op een autoriteit te moeten beroepen, omdat ik als Noordeling de n altijd uitspreek, zodat ook mijn leerlingen alhier dat zullen doen. Een enkele maal heb ik een leerling gehad, die reeds in Nederland en wel in de provincie Holland gewoond had en dus de n niet uibsprak. Ik heb hem dat natuurlik niet verbeterd, maar do gelegenheid gebruikt, om mijn leerlingen op dat verschil in uitspraak in de verschillende delen van ons land te wijzen en het schijnt mij ook beter, in een grammatica voor buitenlanders beide wijzen van uitspraak te vermelden, vooral, omdat, wanneer alleen de Hollandse uitspraak vermeld wordt, de docent, die niet toevallig uit Holland afkomstig is, de volgens het boek alleen juiste uitspraak niet zou kunnen navolgen. Ik geloof n.l., dat men de zaak wat te eenvoudig voorstelt, als men zegt, dat de n wordt weggelaten. Ieder, die wel eens een Noordeling ontmoet heeft, die trachtte, de Hollandse uitspraak na te volgen, moet het opgevallen zijn, hoe geaffekteerd en onnatuurlik dit klinkt. Dat kan ten dele daarvan komen, dat zijn articulatiebasis vloekt tegen deze hollandse eigenaardigheid, maar m.i. is daarvoor ook noch een andere reden. Het is m.i. niet juist te zeggen, dat de n eenvoudig verdwenen is, zonder een spoor achter te laten. Voor de n is n.l. een ‘Ersatz’ gekomen in | |
[pagina 220]
| |
de vorm van een sterker accent op de ə. Ik heb tenminste steeds de indruk gekregen, dat er een verschil bestaat in de uitspraak van de ə in Friese woorden als rinne ‘lopen’ en fleane ‘vliegen’ waarin de n reeds in het Oudfries was verdwenen, en van die van het hollandse lope en vliege. En die eigenaardigheid kan de Noordeling, wanneer hij beproeft ‘heech’, zoals de Friezen zeggen, te spreken, niet nadoen. Frankfort a.d.M. M.J. van der Meer.
Naschrift van de Red. Deze eenigszins gerekte en sterker geaccentueerde ə zal elke Hollander bokend zijn, maar als mijn waarnemingen juist zijn, geldt deze verzwaring juist als een kenmerk van het minder beschaafde spreken. De beschaafde uitspraak eist een zwakke en korte slotsilbe, die niet veel verschilt van de Franse slot-ə in de toneeluitspraak. Opmorkelik is het intussen dat onze grammatica's, blijkbaar nog door de letter beïnvloed, over dit punt het stilzwijgen bewaren. C. de V. |
|