De Nieuwe Taalgids. Jaargang 17
(1923)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBoekbeoordeling.Justus de Harduyn: De Weerliicke Liefden tot Roosemond (1613), met inleiding en aanteekeningen van Dr. Robert Foncke. (Voor de Seven Sinjoren uitgegeven door ‘De Sikkel’. Antwerpen, 1922.) Prijs f 2,50.Toen Schrant in 1830 de priester-dichter Justus de Harduyn ontdekte en voor zijn ‘Uitgelezene Dichtstukken’ terecht waardering vroeg, school deze bundel minnepoëzie - waarvan maar één exemplaar bewaard is - nog in het duisterGa naar voetnoot1). Robert Foncke ontdekte dus in 1917 de dichter opnieuw, toen hij in De Nieuwe Gids hem karakteriseerde als een zeer verdienstelik navolger van de Franse Pléiade-dichters: ‘bij hen is hij gaan aanzitten met oog en oor wijd-open en heeft hij geleerd de dichtkunst te beoefenen met een talent, dat hem tot een zeer waardeerbaar zeventiend' eeuwer maakt.’ | |
[pagina 107]
| |
Opmerkelik is dat De Harduyn - gelijk later Jan Luyken - zijn wereldse jeugdpoëzie waarschijnlik zelf heeft trachten te vernietigen, maar dat hij in zijn Goddelicke Lof-sanghen van 1620 een dertiental minnedichten ‘vervroomd heeft binnengesmokkeld’. Deze zorgvuldig uitgegeven, mooi uitgevoerde bundel - een ware aanwinst voor onze letterkunde - stelt ons nu in staat deze Zuid-Nederlandse renaissance-poëet nader te leren kennen. De uitgever heeft in zijn Aantekeningen, behalve de dertien omgewerkte teksten, ook ter vergelijking een twintigtal Franse gedichten, van Du Bellay, Belleau en Des Portes opgenomen, die De Harduyn tot voorbeeld dienden. Ook de ‘opdracht’ door Caudron is voor het grootste deel vertaald naar Du Bellay. Enige taalkundige toelichting, door de uitgever overbodig geacht, zou tenminste menig Noord-Nederlands lezer welkom geweest zijn.
C.d.V. |
|