De gulden Winckel. Nov. Gerard van Eckeren oordeelt zeer gunstig over Het Huis der Vreugden van Jo van Ammers-Küller, ‘een der beste romans uit de laatste tien jaren.’ Hij noemt de auteur ‘een van Hollands twee, drie beste schrijfsters.’ - André de Ridder noemt de Roman van Piet van Assche De doode en de wulpsche vrouw ‘een tweeslachtig, gebrekkig boek.’
Des. Gerard van Eckeren bespreekt het jongste werk van vier schrijfsters; Jo de Wit, Ina Boudier-Bakker, Julia Prank en Marie Schmitz. - Een ‘Winckelbediende’ herdenkt Dirck Volckertszoon Coornhert. - Herman van den Bergh beoordeelt de Liederen der Gemeenschap van A. van Collem en De Wroeging van Miek Jansen. - Roel Houwink prijst de Verzen van Martien Beversluis.
Leuvensche Bijdragen XIV, afl. 1. J. Kleyntjes en J. Cornelissen geven een afdruk van een Collacie uit den Kring der Moderne Devotie, naar een handschrift te Nijmegen. - J. Mansion publiceert een lezing, die hij op het Mechelse filologen-kongres hield over De huidige stand van het toponymisch onderzoek vooral in België.
Bijblad. Afl. 1 en 2. Het bijblad, dat afzonderlik ingenaaid verschijnt, bevat hoofdzakelik boekbeoordelingen, aankondigingen en inhoud van tijdschriften, maar men vindt in deze afleveringen bovendien Dialectisch Kleingoed van L. Grootaers, en een belangrijk samenhangend Overzicht van de jongste literatuur over Phonetica, Uitspraak en Spreekonderwijs.
Tijdschrift voor Ned. taal- en letterkunde, XL, afl. 3. K. Menne publiceert Nieuwe fragmenten van den Middelnederlandschen Parthonopeus van Bloys, gevonden te Keulen. Daarbij zijn een aantal nog onbekende verzen. - W. de Vries vervolgt zijn Etymologische aanteekeningen, alfabeties gerangschikt van baai tot uier. - D.A. Stracke S.J. betoogt dat men in Reinaert I, 2264 stellig de plaatsnaam Hyfte moet lezen. Uit zijn studie blijkt opnieuw ‘de nauwgezette toponymische kennis van den Reinaertdichter.’ Belangrijker nog is, dat deze, op grond van zijn lokale kennis, volgens Stracke in de kring van de nabij Gent gelegen abdijen van Sint-Bavo en Drongen te zoeken zal zijn. - J.W. Muller geeft onder het opschrift Tessalica kritiese opmerkingen bij het door Sterck ontdekte Sonnet van Tesselschade, en drukt Een onuitgegeven Middelnederlandsch gedicht af, nl. een gelegenheidsgedicht, door Verdam gericht tot Franck in 1878. - G.G. Kloeke wekt