strubbeling van onbedwongen leven er tussen en - die tot nu toe, zoover ik weet, alleen de heer Knuttel terecht als een schoone eigenschap der Rederijkers-poëterij heeft geprezen.’
‘Maar er zijn veel meer punten van overeenkomst met de Rederijkerij. Het allegorisch en mythologisch karakter van vele onderwerpen kan tot zekere hoogte als een uiterlijke overeenkomst gelden, de “verweving van allegorie en werkelijkheid”, die men in Italië zoo zelden vindt, de verbinding van het portrettieve met het normatieve en genormaliseerde vindt men in beide kunstvormen telkens. En zoo dat tegenstrijdige ons, op dit stuk wellicht doctrinair gezinden, mocht ergeren, hebben wij te bedenken, dat zulks ons niet wordt gevraagd, dat deze kunstwerken niet voor ons geschilderd en gedicht zijn. In ieder geval kan van Mander ons leeren, dat ook die tegenstrijdigheid er bij behoort, even als het “gemaakte” - wij noemen dat voorbarig te dikwijls het “gekunstelde” - inderdaad zou men moeten zeggen het “overlegde” en “gestyleerde”. Voor deze periode gold dat veeleer als een adelsmerk der kunst dan als een gebrek. Welk recht hebben wij andere eischen aan dien tijd te stellen?’
Onder de Levensberichten vermelden wij dat van de Potgieterbiograaf J.H. Groenewegen door zijn broeder H.Y. Groenewegen, en dat van de novellist P. Heering door zijn zoon G.J. Heering.
Het Zuid-Oostvlaandersch Idioticon van Is. Teirlinck is door de onlangs verschenen slotaflevering van het derde deel kompleet geworden. Dat dit nieuwe standaardwerk bij de Idiotica van De Bo, Gezelle en Amaat Joos een belangrijke en welkome aanvulling geeft, behoeft niet meer aangewezen te worden. Aan de onvermoeide ijver van deze dialektonderzoekers kan de Noord-Nederlandse taalwetenschap op dit punt een voorbeeld nemen. Op het eigenlijke Idioticon volgt, behalve een kort Aanhangsel, een lijst van Persoonsnamen en Plaatsnamen. Ten slotte wijzen wij op een belangrijke belofte, die in de Narede verscholen is, nl. dat ‘eerlang een vierde deel, de Klank- en Vormleer het licht zal zien.’
Onlangs verschenen de Handelingen van het Vierde Vlaamsch Philologencongres, 6 en 7 Oogst 1921 te Mechelen gehouden. Een lange reeks voordrachten in de zeven afdelingen vindt men hier