verlies harer dochter. Na de herkenning ging men ter ruste, want het was reeds laat. De volgende morgen opende de schoonzoon de meegebrachte kist. Hoe stonden allen verbaasd, toen daaruit te voorschijn kwamen: twee mooie huizen, allerhande meubelen, een tjikar, een rijtuig met paarden en een ploeg met koeien en karbouwen. Welvaart en geluk waren voortaan hun deel.
Nu woonde in dezelfde dessa een andere weduwe, die, het geval vernemend, jaloers, voor haar enigst kind ook zulke schatten begeerde. Zij maakte voor haar dochtertje ook een pop. Tegen den avond verloor het kind dat speelgoed bij de rivier, en de moeder gelastte haar het stroomafwaarts te gaan zoeken, terwijl zijzelf harteloos huiswaarts keerde. Wel huichelde zij smart over het wegblijven van haar kind, maar in de grond van haar hart verblijdde zij zich daarover, want haar dochter, zoo hoopte zij, zon eenmaal met schatten terugkeren. Ook dit meisje kwam bij de boeta terecht en bleef er een poos. Maar deze bemerkte spoedig dat zij hebzuchtig was, sjagrijnig en lui. Zij verzorgde zijn eten maar half, en de zindelikheid in huis liet veel te wensen over. Na enige jaren vroeg ook zij de boeta naar haar moeder te mogen terugkeren, hetgeen toegestaan werd. Zij mocht ook een kist uitkiezen om als geschenk mee te nemen en koos de zwaarste die er stond. En van een sitroenboom op het erf plukte zij de grootste vrucht, die zij in haar mandje deed. Toen zij een eindweegs gegaan was, viel de sitroen en veranderde in een zeer lelike jongeling die bovendien kreupel liep. Hij vroeg haar te huwen, maar zij weigerde kortaf, waarop hij verdween en zij alleen met haar kist voortsukkelde. Mat en uitgeput bereikte zij de woning harer moeder. Aanstonds moest de kist geopend worden. Maar hoe schrokken beiden, toen, in plaats van de begeerde schatten, een menigte duizendpoten, schorpioenen en slangen eruit te voorschijn kwamen. Het ongedierte stortte zich op moeder en dochter, die beiden bezweken onder de steken en beten der monsters.
De kern van dit Indies myties verhaal is eender als die van het Sjinese Fohi-vertelsel. Ook de vorm vertoont merkwaardige trekken van overeenkomst, zoals ik boven aangaf. Mij lijkt het waarschijnlik, dat beide verhalen jongere vervormingen zijn van eenzelfde myte.
Dr. H.H. Knippenberg.