De tekst van Bontekoe's journael.
In Knuttel's Proza uit de zeventiende eeuw is een fragment uit Bontekoe's reis opgenomen, naar een ongedateerd volksboek van jonger datum. In vergelijking met de originele tekst, door Hoogewerff uitgegeven, kan men dit een verknoeide tekst noemen. Uit het oogpunt van taalgeschiedenis is deze slordige nadruk tegelijk een verjonging, doordat de drukker woorden die hij niet begreep of voor zijn lezers minder verstaanbaar achtte, door andere verving. Een vergelijking van de beide teksten is dus soms even leerzaam als die van een zestiende-eeuws volksboek met een Middeleeuwse tekst. Enige voorbeelden zijn: de Brandewijn ontfingh (> branden), de brand wilde niet slissen (> uitgaen), wij hielden gaten (> hakten), de brand uytten (> stuiten, blusschen), opghegijt (> opgehesen), walteren (> wartelen), loof (> laf), 't smaeckte ons so wel als ik mijn leven kost ghe-eten heb (> kon gegeten hebben), versprack (> versogt), vyerigh (> ijverig), manck (> tusschen), met wil (> ook wel), verkent (> bekend), vervorderen (> bevorderen), ons luste (> wij lusten), aenstaen (> aenhouden), bullemannen (> Dollemannen), diessack (> dief sak), eensloeghs (> eensklaps).
Opmerkelik is dat de jongere tekst ook enkele uitweidingen heeft, als de beschrijving van de slangh, die tot een Boomdraak gemaakt wordt (ed. Knuttel, blz. 167). Een van mijn leerlingen merkte op, dat deze beschrijving woordelik (behalve vlogen, verknoeid uit volgen) overeenkomst met de beschrijving Van het Boom-Draeckjen in een populaire, geïllustreerde bewerking en uitbreiding van C. Plinius Secundus (‘laetste’, vermeerderde druk, Amsterdam 1703, blz. 505.)
C.d.V.