begripppen, die met Friesland nooit iets uit te staan hebben gehad, en waarvan er sommige, als Bragi en Iduna, reeds in hun Oud-Yslandschen tijd een weinig naar de lamp roken.’
In het vervolg van haar bovengenoemde studie zegt Mej. Ghijsen o.a.:
‘Niet in opzettelijke voorbereiding, in stelselmatige verdeeling van arbeid, maar in de vorming van een gemeenschappelijk geestelijk bezit, in het doorleven van elkanders ervaringen, het dóórdringen tot elkanders gedachten en gevoelens, bron waaruit men bij uitbeelding en beschouwing, gelijkelijk putten kon, ligt de levende kracht der samenwerking bij Wolff en Deken. Betje Wolff blijft in deze samenwerking de leidster, omdat zij verreweg het meest tot de vorming van dit gemeenschappelijk bezit had bijgedragen, omdat ook haar talent in humoristische kracht, in ontledend en beeldend vermogen, in klaren werkelijkheidszin, dat van haar vriendin overtrof; toch zal Deken's aandeel, niet alleen in de praktische uitvoering, maar evengoed in de conceptie van sommige der karakters, onschatbaar blijken en de waarde van eenige der beste gezamenlijke scheppingen verhoogen.’....
‘Betje voelt door de gedurige gedachtenwisseling met Deken, door den opwekkenden invloed van haar belangstelling en bewondering zoo goed de eischen van haar geest als die van haar hart bevredigd. Het feit, dat zij op geestelijk gebied de leidster is, brengster van het nieuwe in denkbeelden en opvattingen, wordt, zoolang haar geestdrift en werkkracht in hun bloei zijn, niet als bezwaar gevoeld.
Een oogenblik, in de depressie die, na de voltooiïng van Willem Leevend, vooral voor Betje Wolff, de nerveus-overgevoelige intreedt, zal dit anders zijn. Dan zal de behoefte aan onmiddellijker geestesprikkel dan Deken geven kan een tijdlang teleurstelling, een gevoel van geestelijke eenzaamheid wekken, die met de oude overdrijving worden geuit.
Maar dit kon niet durend zijn; daarvoor was in deze vriendschap, ondanks verschil van ontwikkeling, ook de geestelijke overeenstemming te werkelijk.
Tot een nieuw hoogtepunt in haar schrijfstersleven zal na 1785 haar vriendschap niet meer voeren: de diepste ervaringen van Betje Wolff's leven zijn in Sara Burgerhart en Willem Leevend verwerkt, het geheel van haar levensbeschouwing is er in neergelegd.’