De Nieuwe Taalgids. Jaargang 16
(1922)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAdolf van Meetkercke.Het veranderlike en de veelvuldigheid van dialecten in de moderne talen beschouwden de humanisten als zwakke punten in die ‘linguae vulgares’ naast het onverandelike, stevige Latijn. Vooral door de studie van het Grieks echter werd men zich het bestaan van dialecten, ook in de klassieke talen, bewust. Erasmus bijv. spreekt in zijn Pronunciatio meermalen over het verschil tussen Dories en Jonies. Dit verschil wordt scherper geaccentueerd door Adolf van Meetkercke, een Bruggenaar, die in 1564 een boek schreef over de uitspraak van het GrieksGa naar voetnoot1). Van Meetkercke ziet dezelfde verschillen als tussen Dories en Jonies in nederlandse dialecten: ‘de Zeeuwen zeggen meene (luna), de Vlamingen mane; de Zeeuwen meend (mensis), de Vlamingen op doriese wijze maand, de Zeeuwen treenen, wij Vlamingen op doriese wijze tranen.’ Hij blijft niet in gebreke om, als Erasmus er op te wijzen, dat onze volkstalen met het Grieks vermengd zijn geweest. Ook op andere plaatsen blijkt, dat hij onder invloed staat van het werk van Erasmus, die hij trouwens herhaaldelik noemt. Hij gewaagt van de studie, die er in zijn studententijd aan de universiteit te Leuven van fonetiek en uitspraak gemaakt werd en we kunnen ervan verzekerd zijn, dat aan die Zuidnederlandse universiteit de Pronunciatio van Erasmus een goede bekende was. Middelburg. K. Kooiman. |
|