| |
| |
| |
Uit de tijdschriften.
(Mei-Junie).
De Gids. Junie.
G.J.D.C. Stempels schrijft over De eerste Kant-waardeering in Nederland en behandelt dus o.a. het streven van twee bekende figuren uit onze letterkundige geschiedenis: Van Hemert en Kinker. - L. van Deyssel geeft persoonlike herinneringen in een beknopt artikel In Memoriam Ary Prins.
| |
De Nieuwe Gids. Mei.
W. Kloos herdenkt Ary Prins en wijdt zijn Literaire Kroniek aan het jongste werk van L. Simons: Drama en Tooneel in hun ontwikkeling.
| |
Junie.
In de Literaire Kroniek bespreekt W. Kloos de Verhalen van J. van Oudshoorn.
| |
Groot-Nederland. Mei.
J.L. Walch geeft een bijdrage over De techniek der tooneelschrijfkunst.
| |
Onze Eeuw. Junie.
Van de jong gestorven Jacqueline E. van der Waals bevat deze aflevering nagelaten Aesthetische overdenkingen.
| |
Nederland. Junie.
Jan J. Zeldenthuis doet een poging om in breder kring waardering te vinden voor de dichter Johan Andreas Der Mouw (pseud. Adwaita), wiens betekenis eerst na zijn dood door beoordelaars als Van Eeden en Verwey ten volle erkend is.
| |
Elseviers Maandschrift. Junie.
H. Robbers schrijft vol waardering een In Memoriam Ary Prins.
| |
Stemmen des Tijds. Mei.
Z.W. Sneller bestudeerde Willem van Hogendorp in zijn betrekking tot het Réveil, op grond van zijn briefwisseling met Is. da Costa, een studie die de invloed van Bilderdijk en Da Costa verduidelikt.
| |
Junie.
Voor het Letterkundig Overzicht van J.C. van Dijk werden gekozen Iskander, De Roman van Alexander den Groote van L. Couperus en Zondvloed door Kees van Bruggen.
| |
| |
| |
Den Gulden Winckel. Mei.
J. Eilkema de Roo schrijft over Letteren en Zedelijkheid. - Gerard van Eckeren beoordeelt de Liederen van Isoude, van P.C. Boutens. - Martin Permys wijst in een artikel Antwerpsch Tooneelwerk, op de verdiensten van een jonge schrijver Ernest W. Schmidt. - P.L. van Eck Jr. bespreekt Een vergeten dichteres uit de achttiende eeuw, een biografie van Clara Feyona van Sytzama, door Seerp Anema. - R.T.A. Mees prijst De Mythe van een Jeugd door Aart van der Leeuw.
| |
Junie.
H.C. Muller kondigt aan Een Boeddhistisch drama in het Nederlandsch, nl. Açoka door G. Gonggrijp. - L. Kramer ziet een belofte in de verzen van J.A. Rispens (Het Verborgen Leven). - Herman van den Bergh beoordeelt De Kinderen, feestelijk spel in verzen door Henriette Roland Holst - Van der Schalck.
| |
Dietsche Warande en Belfort. Mei.
Al. Walgrave vervolgt zijn studie over Gezelle's Leeraarschap te Rousselare. Dit gedeelte, getiteld ‘De Priester-Opvoeder’, loopt over de jaren 1857-1859.
| |
Junie.
Het derde gedeelte van Walgrave's studie draagt als opschrift ‘Kruisen’. - Joseph Mansion opent in Nog eens over de Kollewijn-zaag, als besluit van zijn polemiek, geen nieuwe gezichtspunten.
| |
Vlaamsche Arbeid. Mei.
Wies Moens beoordeelt de verzen van Hendrik de Vries (Vlamrood), een der jonge dichters van Het Getij.
| |
Junie.
V.J. Brunclair begint een artikel Over Moderne Literatuur, waarin hij partij kiest tegen de groep van ‘Het Roode Zeil’. - Wies Moens beoordeelt werk van Heyermans (De Dageraad) en van Van Schendel (Der Liefde Bloesems).
| |
Tijdschrift voor Taal en Letteren. Mei.
Onder het opschrift Geestelijke Literatuur schrijft Chr. Mertz, Pr. vol bewondering over de schetsen In koele Schaduw van M. Molenaar M.S.C., die hij met Rabindranath Tagore vergelijkt. - H.H. Knippenberg vervolgt zijn studie over Frederik vvn Eeden, waarin De Nachtbruid, ‘het dwaaste en ergerlijkste boek, door Van Eeden geschreven’ scherp veroordeeld wordt. - In een artikel Reinaert-dichters en Legendevorming wijst J. Witlox er op, dat J. Mooy ten onrechte als stellig aanneemt, wat J.W. Muller in aarzelende vorm omtrent het auteurschap van Reinaert I
| |
| |
onderstelde. - W. Mulder S.J. verwerpt, als geheel waardeloos, een boek van S.J. Meijer: Een en ander in verband met het Oera Linda Bok (Bandoeng 1918), waarin opnieuw de echtheid van deze ontwijfelbare vervalsing betoogd wordt.
| |
Leuvensche Bijdragen XIII, afl. 3-4.
J. Mansion vervolgt zijn belangrijke studie over Oud-Gentsche Namenkunde, A.J. Carnoy zijn studie over The Semasiology of American and Other Slangs, waarin ook Nederlandse voorbeelden ter toelichting van de verschillende, op een nieuwe indeling berustende groepen worden aangehaald. - Onder het opschrift Dialectisch Kleingoed bespreekt -L. Grootaers een aantal eigenaardige, vooral Zuidlimburgse dialektvormen, te beginnen met aars. - Aan het slot wordt een ‘In Memoriam’ gewijd aan Prof. Dr. Karel Lecoutere, door L. Goemans.
| |
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie. Jan.
Leonard Willems stelde een nieuw onderzoek in naar De Bibliographie van Starter's ‘Friesche Lusthof’, waardoor hij Kleerkooper's uitkomsten aanvulde. - Amaat Joos geeft een voordracht over De volksvergelijkingen in de school, met veel aardig materiaal uit de Vlaamse volkstaal. Hij besluit met de wens dat ‘in de toekomst onze volksvergelijkingen een ruimer plaats mogen innemen in onze gewone woordenboeken.’ - Van Gustaaf Segers een lezing over Vondel, onze Vlaamsche Dante. - A.J.J. van de Velde en Christoffel de Bruyker geven Een chemische woordenlijst, als ‘bijdrage tot den vakwoordenschat.’ - Edw. Gailliard vervolgt zijn Kleine Verscheidenheden op Mnl. gebied.
| |
Febr.
Maurits Sabbe wijst, ter beantwoording van de vraag Heeft Vondel Zuid-Nederland bezocht? op een artikel van J.F.M. Sterck, die tot een bevestigend antwoord geneigd is, al ontbreken de bewijzen. - Leonard Willems vervolgt zijn belangrijke Lexicografische sprokkelingen, waar hij verkeerd gelezen plaatsen (o.a. uit het Ghemoraliseert Kaetsspel) en duistere of zeldzame Mnl. woorden behandelt. - J. Jacobs onderzoekt in biezonderheden in hoeverre men kan spreken van De ‘Middelnederlandsche’ schrijf- en spreektaal. Noch in het schrijven, noch in het spreken - betoogt hij - bestond er een eenheid, vergelijkbaar met die van latere tijdperken.
| |
Maart.
Van taalkundig belang zijn in deze aflevering alleen de Kleine Verscheidenheden van Edw. Gailliard.
| |
| |
| |
April.
Leonard Willems geeft enige Aanteekeningen op Bredero: hij vond o.a. nieuwe biezonderheden omtrent de Schiedamse rederijker Barthout en omtrent de samenwerking van Bredero met Renier Telle, die de Thronus Cupidinis voor Bredero uit het Latijn vertaalde en lofdichten voor zijn werken schreef. - Gustaaf Segers beschouwt de vraag Is Vondel in België geweest? aan de hand van zijn gedichten, die z.i. geen stellig antwoord toelaten. - Jozef Jacobs behandelt in een vervolg-voordracht De ‘Middelnederlandsche’ schrijftaal in verband met de ‘Middelnederlandsche’ spreektaal. Terecht onderscheidt hij verschillend schrijfgebruik, waarvan hij de eigenaardigheden in spelling, flexie, woordgebruik en geslacht nagaat. Een foneties nauwkeurige weergave van de gewone volkstaal is in de overgeleverde schrijftaal, die reeds aan traditie gebonden was, nergens te vinden. Door leerzame voorbeelden wordt dit alles toegelicht.
| |
Driemaandelijksche Bladen voor Volkskunde
XX, afl. 1-2. G.G. Kloeke stelt de vraag: Wat is er voor het Nederlandsch dialectonderzoek, vooral in onze Oostelijke provinciën gedaan, en in welke banen dient dit onderzoek thans geleid te worden? In aansluiting bij zijn vroeger betoog in het Zs. f. deutsche Mundarten dringt hij aan op organisatie van het onderzoek.
| |
Het Boek.
J.F.M. Sterck bespreekt Tspel van de Christenkercke, als proefschrift uitgegeven door G.A. Brands. Tegenover de uitgever blijft hij de mogelikheid volhouden dat de auteur, de boekbinder Pouwels, vroeger in Amsterdam gewoond heeft en oorspronkelik Hervormd was; dan zou hij dus tevens de auteur kunnen zijn van De Siecke Stadt. In de taal van beide spelen ziet de beoordelaar verschillende punten van overeenkomst, o, a. typiese woorden en opmerkelike uitdrukkingen.
| |
Museum Junie.
A. Beets oordeelt ongunstig over de Keur uit de verhalende gedichten van Jacob Cats, die Joh. Vorrink in de Meulenhoff-editie bezorgde: zowel in tekstverzorging als woordverklaring vindt hij ernstige tekortkomingen.
| |
De Bibliotheekgids. Mei.
Deze aflevering bevat een artikel, getiteld: Vermeylen en van de Woestyne over het bevorderen van de literaire produktie.
| |
Junie.
Lode Baekelmans schrijft over de betekenis van Van Moerkerken als letterkundige.
C.d.V.
|
|