Toe!
In de English Studies (III, blz. 8) oppert E. Kruisinga de onderstelling dat onze interjektie toe (toe maar, toe dan, toe nu) ontstaan zou zijn uit de imperatief doe, met affectieve klankverandering. Hoewel een dergelijke verscherping van de stemhebbende zachte aanvangskonsonant inderdaad herhaaldelik voorkomt, kan deze verklaring niet juist zijn, omdat in het Nederlands deze imperatief zonder objekt bij doen nergens voorkomt.
Daarentegen ligt de verklaring uit het bijwoord (= voort, verder), ook op grond van historiese gegevens, voor de hand. Reeds in het Middelnederlands (zie Mnl. Wdb. VII, 389) komt het voor als aansporing, grenzende aan de interjectie, zowel alleenstaande, als in verbindingen, vooral nu toe (b.v. Reinaert I, 1233, 1238), die ook in het Duits zeer gewoon is. Daaruit kon zich gemakkelik toe nu, toe dan met algemeen-aansporende kracht ontwikkelen.
C.d.V.