De Nieuwe Taalgids. Jaargang 16
(1922)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSpaansche Brabander, vs. 791.Trijn vertelt haar levensloop. Nadat zij een tijd lang in de Nes gediend had, wilde zij bij de buren uit wasschen en schuren gaan: Ick seyde mijn huur op: mijn vrouw' die sach bril toe.
Sy vraaghde mijn de schort en of ick meer wou winnen?
En of ick was verlooft!
In de nieuwste uitgaaf van Brederoo's blijspel wordt deze laatste regel niet gecommentarieerd - trouwens in geen enkele vroegere, met uitzondering van de door mij in 1919 bezorgde Panthéon-uitgave, waar ik verlooft verklaar door bij een ander verhuurd. Deze meening wil ik hier even toelichten. Dat de tegenwoordige beteekenis van verloofd hier niet waarschijnlijk is, spreekt van zelf, daar een verloving geen reden is om van dienst te veranderen. Ook ben ik er niet zeker van, dat ‘zich verloven’ in onzen zin reeds in 't begin der 17e eeuw voorkomt (wèl in de 18e eeuw; zie Halma en Sewel). Liever vat ik ons ‘verloofd’ hier op als deelwoord van ‘zich verloven’ in den algemeenen zin van zich verbinden tegenover iemand, die in het Mnl. vrij gewoon is; vgl. Plantijn: ick ben elders verlovet, j'ai promis ailleurs, alio promisi; O. Vaderl. R. 4, 525: So sullen alle de stierluyden gehouden weesen alleer zij iemanden aennemen omme met hemluyden tzee te vaeren.... te vraeghen de vennots oft zy met niemant verlooft oft verhuyrt zijnGa naar voetnoot1). F.A. Stoett. |
|