De Nieuwe Taalgids. Jaargang 15
(1921)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Nieuwe Gids.Julie. In de Literaire Kroniek prijst W. Kloos Anne-Marie van Felix Timmermans.
Aug. In dezelde rubriek schrijft W. Kloos prijzende over de bundel Droom en Verlangen van J. Zeldenthuis. | |
Groot-Nederland.Julie. J.J.A.A. Frantzen wijdt een uitvoerig artikel aan Prometheus, door Carry van Bruggen, een ‘forsch en monumentaal werk’ dat hij als een ‘geheel bijzonder boek’ waardeert. - J.L. Walch prijst de Conscience-biografie van Eug. de Bock, om de toewijding en de kritiese | |
[pagina 271]
| |
geest van de schrijver. Minder gunstig oordeelt hij over De Psychologie van ‘Van den Vos Reynaerde’ door A. Defresne, (niet in de handel).
Aug. R. Houwink schrijft een beknopt artikel over De historische beteekenis van Jacques Perk. Hij betoogt dat ‘Mathilde geen verbeelding eener idee’ is, maar ‘de verwerkelijking van een gevoel; het levensbesef van Perk’. De dichter staat nog ver van het individualisme en de twijfel der tachtigers. - J.B. Schepers heeft grote verwachting van Een Haarlems dichter, beschroomd maar krachtig, n.l. Hendrik Muller, dichter van De stille bouw. - J.L. Walch bespreekt de Geschiedenis van den Amsterdamschen Schouwburg, door Worp en Sterck, waarbij hij over het werk van deze laatste vrij ongunstig oordeelt. | |
Elseviers Maandschrift.Julie. H. Robbers beoordeelt De Gelukzoeker van Albertine Draayer - de Haas en Daadlooze Droomen van Ada Gerlo; D.Th. Jaarsma beoordeelt De Hooge Toren van Anna van Gogh - Kaulbach.
Aug. H. Robbers beoordeelt Aan den Overkant van Ina Boudier - Bakker. | |
Stemmen des tijds.Julie. Een uitvoerig artikel van J. Petri over Jacques Perk als heraut der tachtigers richt zich vooral, docerend, tot kristelike kringen: ‘De tachtiger-richting moet door ons christelijk volk nog “verwertet” worden, wij moeten het verlossende en vernieuwende scheiden van het vijandige en ongeestelijke, wij moeten het hooger natuurlijke onderkennen en dankbaar aanvaarden en ook den zedelijken moed hebben om den mensch in den dichter te ontmoeten’. In biezonderheden worden de schoonheden van Perk's beeldende taal, zijn kosmies natuurgevoel aangetoond door parallellen te trekken met poëzie van Beets en Ten Kate. | |
Tijdschrift voor taal en letteren.Julie. Gerl. Royen vervolgt zijn artikelenreeks over Woordgeslacht met een hoofdstuk waarin nagegaan wordt ‘welke wijzigingen de morfologie van de adjektieven onderging’. | |
Het Boek.Aug. J. Berg en B.M. Berg-Van der Stempel geven een tweede artikel over Refereinen, uitgegeven ten bate | |
[pagina 272]
| |
van eene loterijGa naar voetnoot1). Een ander exemplaar van dit boekje (1575) blijkt niet alleen een andere titel, maar ook geheel andere teksten, als vervolg op die van 1574, te hebben. | |
Oud-Holland XXXIX, afl. 1.J.A.P. Orbaan geeft het tweede gedeelte van zijn studie: Rome, zooals Hooft het zag. Hij vergelijkt de mededelingen van Hooft met het reisverhaal van de Utrechtenaar Buchelius en van de Hoornse burgemeester Merens (1600). | |
Museum.Julie. D.C. Tinbergen beveelt de bundel Verzamelde opstellen van J. Matthys Acket warm aan: ‘Akademiese zowel als niet akademiese studenten in de Nederlandse letteren, die zich voor het leeraarsambt willen bekwamen, mogen zijn opstellen niet ongelezen, neen, niet on-doordacht laten’. | |
Vragen des tijds.Julie. Onder het opschrift Vondel-vereering en Vondelstudie gaat G. Kalff na, wat sedert 1919 over Vondel gepubliceerd is. Het Gids-opstel van Schmidt-Degener: Vondel en Rembrandt lokt hem uit tot een bestrijding: de schrijver toont een bedenkelik tekort aan kennis en begrip van de Brabander Vondel. Van de populaire werkjes van H. Laman Trip-De Beaufort en J.L. Horsten vindt hij het eerste te dilettanties-oppervlakkig, het tweede te Rooms-getint, terwijl hij in beide een aantal misvattingen aanwijst. Ten slotte prijst hij de Duitse Lucifer-vertaling van Marie von Seydewitz als ‘voortreffelijk’ al heeft de schrijfster op sommige plaatsen de dichter niet geheel begrepen. | |
Den Gulden Winckel.Aug. H.J. Stratemeyer klaagt in een artikel De Krant en de Menschen over taal- en stijlslordigheid bij journalisten. - P.H. Ritter Jr. beoordeelt Stijn Streuvels' Genoveva van Brabant. Naar zijn mening is er ‘te weinig eenvoud in dit boek’. Door ‘te zeer te verdrinken in het woord brengt men de psyche van het beschrevene in gevaar’. Dit gevaar is bij een schrijver als Streuvels groter dan b.v. bij Querido, ‘de intellectualistische, cultuurdoordrenkte kunstenaar’Ga naar voetnoot2). C.d.V. |
|