De Nieuwe Taalgids. Jaargang 15
(1921)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBij een gedichtje van Roemer Visscher.In zijn bekende ‘Brabbelingh’ opent Roemer Visscher ‘Het eerste schock van de Rommelsoo’Ga naar voetnoot1) met een gedichtje van acht verzen over de eigenschappen van de wijn: Noë plante den wijngaert soet,
En bespoeyde de stam met bloet,
Van Leeuw, van Lam, van Aep, van Swijn,
De vier complexien van de Wijn:
Leeuwen wijn is trots en woedigh:
Lammekens wijn is gul en goedigh:
Verckens wijn doet storten en spillen:
Apen wijn maeckt vreemde grillen.
't Is natuurlik maar een armtierig dingetje, dat helemaal naar de vunzige rederijkerstijd riekt en de letterkundige kan het gerust verloren laten liggen in Roemer's werk. De folklorist nochtans zal het graag bekijken. Immers daarin horen we een schamele verwerking van de legende, welke de veranderlike gevolgen van wijn drinken toeschrijft aan het verschillend dierenbloed waarmee de eerste druivelaar werd bemest. Wij zijn zo vrij te verwijzen naar een bijdrage van onze hand in het Antwerps weekblad ‘Het | |
[pagina 244]
| |
Vlaamsche Land’Ga naar voetnoot1), waarin wij er konden aan herinneren, dat die legende tans nog bekend is langs de oevers van de Dardanellen en bekend was bij de Hebrewen en bij de Duitsers. De Helleense versieGa naar voetnoot2) schrijft het goed en het kwaad van het druivenat toe aan de beenderen van een vogeltje, een leeuw en een ezel, waarin Bacchus op zijn reis naar Paxos de vreemde wortel opvolgenlik had geborgen. De Joden lerenGa naar voetnoot3), dat de duivel achter de rug van Noach een schaap, een leeuw, een aap en een zwijn onder de wijnstok slachtte. Bij de zeshonderd drie en negentig verhaaltjes, die in 1522 voor de eerste keer gedrukt werden als ‘Schimpf und Ernst’ van de Franciskaner monnik Johannes Pauli, staat er ook een, dat Noë de pas geplante wingerdrank deed begieten met apebloed, varkensbloed, lammerbloed en leeuwebloedGa naar voetnoot4). Misschien was Roemer Visscher wel op de hoogte geraakt van de lezing van deze Duitser: altans de gang van zijn rijmpje herinnert toch nog een heel klein beetje aan het betoog van Pauli's ‘Noe schüttet viererlei Blut zur Rebe’. Ons was nog een variante bekend van bedoelde legende, die onder de Arabieren moet verbreid zijn volgens wijlen Alfons Vermast (1858-1909): ditmaal wordt gewaagd van een os, een aap, een zwijn, een tijger en een ezelGa naar voetnoot5). Sindsdien maakte Isidoor Teirlinck, de vooraanstaande Vlaamse folklorist, er ons ook attent op, dat hij dezelfde legende weergaf in zijn bundel ‘Bloeiende Reuzen’Ga naar voetnoot6), gans in overeenstemming met de Griekse overlevering. Dr. Robert Foncke. |
|