De Nieuwe Taalgids. Jaargang 15
(1921)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAankondigingen en mededelingen.Van den Vos Reinaerde. Hoe wij over de diplomatiese Reinaert-uitgave van Buitenrust Hettema en over de kritiese Reinaert-tekst van J.W. Muller oordelen, is de lezers van ons tijdschrift bekend (zie De Nieuwe Taalgids V, 196 en XI, 257). Voor wetenschappelike studie blijft de nauwkeurige kennis van de overgeleverde tekst onmisbaar. De herdruk van Hettema's uitgave, die in 1921 verscheen (Zwolse Herdrukken No. 18), is dubbel welkom, omdat men daarin nu de beide volledige handschriften en het Darmstadtse fragment parallel afgedrukt vindt. De uitgave naar het Dyckse handschrift geschiedde door Dr. H. Degering, de ontdekker, die ook de eerste editie bezorgde. Ons bezwaar tegen Hettema's vroegere opvatting, als zou het Comburgse handschrift een voldoende grondslag leveren voor de studie van Reinaert IGa naar voetnoot1), is door deze diplomatiese uitgave van de volledige | |
[pagina 142]
| |
overlevering vervallen. De konsekwentie is nu, dat de zeer verdienstelike Inleiding, aantekeningen en glossarium bij een heruitgave gebaseerd worden op alle teksten. Dit is volkomen verenigbaar met de principiële verwerping van een kritiese tekst. De lof die wij in onze vroegere bespreking uitten voor de nauwkeurige en veelzijdige exegese zou dan verdubbeld worden.
De laatste werken van Alfons de Cock. Onlangs overleed te Antwerpen de ijverige en verdienstelike folklorist Alfons de Cock, de redakteur van Volkskunde, die een groot deel van zijn leven wijdde aan zijn lievelingsvak. Onvermoeid heeft hij tot het einde van zijn leven gewerkt. Een viertal boeken uit de laatste jaren leveren daar het bewijs van. In 1918 verscheen (bij Gust Janssens te Antwerpen) een mooi uitgevoerde bundel, versierd met 77 platen, getiteld Volkssage, volksgeloof en volksgebruik, deels uitgewerkte herdrukken, vermeerderd met enkele nieuwe opstellen. In 1920 volgden twee bundels: Studiën en essays over oude volksvertelsels (Antwerpen - De Sikkel), bestaande uit een reeks ‘links en rechts verspreide opstellen’ van ruim twintig jaren, nu aangevuld of omgewerkt. Een bundel Spreekwoorden, gezegden en uitdrukkingen op volksgeloof berustend (Antwerpen - De Sikkel) komt de trits van spreekwoordenboeken voltooien, die wij reeds vroegerGa naar voetnoot1) ‘een ware schatkamer van folkloristiese kennis’ noemden. Van het laatste geschrift heeft de schrijver de verschijning niet meer beleefd. Het is een deel van de nieuwe Vlaamsche Bibliotheek, onder leiding van Emmanuel de Bom, onderdeel van de Nederlandse Bibliotheek (Uitg. door de Maatsch. voor goede en goedkoope lectuur te Amsterdam 1921), en getiteld Vlaamsche sagen uit den volksmond. Er zijn er niet minder dan 273, waarvan de grote meerderheid nog niet gepubliceerd werden. Ze zijn verdeeld in vier hoofdgroepen: Mythologische sagen (bijna 200 nummers), duivelsagen, geestelijke sagen of legenden, en historische sagen. Opmerkelik is, dat er Mariamirakelen bij zijn, die in de jongste oorlog ontstonden (No. 235, 236). Het moet voor De Cock een grote voldoening geweest zijn, dat hij zijn levenswerk, met eigen hand geordend en herzien, bijna geheel heeft kunnen voltooien.
Gustave Cohen. De gewezen Amsterdamse hoogleraar G. Cohen | |
[pagina 143]
| |
publiceerde in 1920, als Parijse dissertatie, zijn rijk geïllustreerd en boeiend geschreven standaardwerk Écrivains français en Hollande dans la première moitié du XVIIe siècle (Paris - Ed. Champion). Hoewel het onderwerp grotendeels buiten het kader van ons tijdschrift valt, mag een aankondiging hier niet ontbreken, omdat dit boek de machtige invloed van de Franse kultuur hier te lande schildert, die zich ook in de ontwikkeling van de taal en de letterkunde deed gelden. In het biezonder geldt dat voor het belangrijke tweede boek: Professeurs et étudiants français à l'université de Leyde (1575-1648). Het eerste boek behandelt de Franse regimenten in dienst van de Staten, het derde en grootste heeft tot onderwerp: René Descartes en Hollande. Ook het leven en werken van deze filosoof is voor de ontwikkeling van het geestelik leven in deze gewesten van groot belang geweest. Gelijktijdig verscheen van de hand van prof. Cohen een tweede werk waarop wij de aandacht willen vestigen: een uitgave van de Mystères et Moralités du manuscrit 617 de Chantilly (Paris - Ed. Champion - 1920), een vijftal stukken, afkomstig uit het klooster van Saint-Michel te Huy, maar geschreven - gelijk de uitgever op grond van de taalvormen scherpzinnig betoogt - in de 2de helft van de 15e eeuw aan de Noord-Oostzijde van Luik, dus zeer dicht bij het Nederlandse taalgebied. Opmerkelik is b.v. dat men er het Mnl. woord ‘heel’ in aantreft, en dat de inhoud van de Nativité I verwant is met het Maastrichtse Paasspel. De beoordeling van deze met grote zorg bewerkte uitgave ligt buiten onze bevoegdheid.
Van Lecoutere's Inleiding tot de Taalkunde en tot de geschiedenis van het Nederlandsch (1915), in ons tijdschrift (X, 273) uitvoerig besproken, verscheen in 1921 een tweede druk (Brussel - Albert Dewit), die hier vermelding verdient, omdat de schrijver zijn boek aanvulde en omwerkte: ‘Zijn plan en inrichting gebleven, toch is er haast geen paragraaf, die niet gewijzigd werd; vele zijn heelemaal herschreven en talrijke nieuwe bijgekomen; inzonderheid werd de klankleer grondig herzien en volledigd.’ Ook enige platen en een drietal taalkaarten werden aan het werk toegevoegd.
Van E.C. Pienaar's proefschrift over Taal en Poësie van die Twede Afrikaanse Taalbeweging (door Hesseling besproken in De Nieuwe Taalgids XIII, 313), verscheen te Kaapstad een nieuwe druk (De Nationale Pers - 1920), die wij hier voornamelik | |
[pagina 144]
| |
vermelden om de aanvullingen in het laatste hoofdstukje over Jong Suid-Afrika. Wanneer zal de schrijver ons een pendant geven over het gelijktijdige Afrikaanse proza?
In de reeks Nederlandse kunst, onder redaktie van Joh. Vorrink (Leiden - A.W. Sijthoff) verschenen in 1920 o.a. twee bundels, waarin vroeger gepubliceerd werk bijeengebracht werd: de te weinig gewaardeerde Middelnederlandse romans van J. Koopmans, grotendeels verschenen in Taal en Letteren, en de Verzamelde Opstellen van J. Matthijs Acket, die wij de lezers van ons tijdschrift niet behoeven aan te bevelen. Naast de bekende Taalgids-artikels vindt men er uit De Gids (o.a. De Leraar in het Nederlands), Onze Eeuw en De Amsterdammer.
Nieuwe teksuitgaven. In de smakelik uitgegeven reeks Zonnebloem-boekjes (Apeldoorn), die er stellig toe bijdragen om onze oude letterkunde in brede kringen bekend te maken, verschenen drie nieuwe deeltjes: Vondel's Adam in Ballingschap, met een hoofdzakelik aesthetiese inleiding van A. Saalborn, die ook de - soms wat spaarzaam aangebrachteGa naar voetnoot1) - verklarende aantekeningen schreef; Gloriant, waarvan tot nu toe geen afzonderlike uitgave bestond, ingeleid en toegelicht door R.J. Spitz; Mariken van Nieumeghen, met inleiding en aantekeningen van M.A.P.C. Poelhekke. Deze inleiding, waarin vooral het licht valt op de Duivel-figuur en de Faustmotieven, verdient, naast die van Koopmans, gelezen en overwogen te worden. In de tekst zijn sommige aanstotelike passages (voornamelik vs. 76 vlg.) gekastigeerd om de lektuur bij het onderwijs mogelik te maken. Voor de sobere toelichting is gebruik gemaakt van de voorafgaande edities (Leendertz en Koopmans). Daarbij zijn de aanvullende aantekeningen van Tinbergen (De Nieuwe Taalgids XII, blz. 220-221) over 't hoofd gezienGa naar voetnoot2).
Ook de reeks Pantheon-uitgaven is met vier nieuwe deeltjes verrijktGa naar voetnoot3): Mej. Dr. J. Aleida Nijland deed een keuze Uit | |
[pagina 145]
| |
de verzen en het proza van Jacobus Bellamy, ter vervanging van een verouderd Bellamy-deeltje, door Van Vloten; Mej. Dr. A.C.S. de Koe gaf een Bloemlezing uit de gedichten en het proza van Hiëronymus van Alphen; Dr. A. Zijderveld verzamelde in twee deeltjes Nederlandse balladen uit verschillende eeuwen, terwijl hij in Bijlagen ter vergelijking een reeks oorspronkelike Engelse balladen toevoegde. De samenstelling van deze bloemlezingen werd opgedragen aan geleerden, die door hun voorafgaande studie volkomen vertrouwd waren met het terrein: hun namen zijn dus reeds een waarborg dat deze taak met lust ondernomen werd, en dat de keuze niet een toevallige greep is, maar inderdaad het beste of het meest karakteristieke geeft. De behandelde auteurs zijn niet binnen ieders bereik: aan menig beoefenaar van onze letterkunde zullen deze bloemlezingen dus welkom zijn. De uitgever van het Pantheon blijft, wat uiterlik en formaat van de deeltjes betreft, nog steeds konservatief, terwijl andere, konkurrerende reeksen het voorbeeld gaven van een betere verzorging. Alleen reeds door een groter formaat zouden deze uitgaven aantrekkeliker te maken zijn.
Koenen's Handwoordenboek der Nederlandsche taal. Onlangs verscheen bij de firma J.B. Wolters de dertiende druk van dit bekende woordeboek, dat op de hoogte van de tijd kan blijven, doordat de drukken elkaar geregeld opvolgen. Deze vermeerderde druk heeft veel te danken aan de medewerking van Dr. J. Endepols, die - naar wij vernamen - na Koenen's dood de zorg voor dit werk op zich genomen heeft.
Louis Couperus. In de reeks Mannen en Vrouwen van Beteekenis behandelt Dr. J.L. Walch, in een beknopte schets, deze schrijver en zijn werk. Hij heeft grote bewondering voor Couperus en de zeer verscheiden uitingen van zijn talent. In het biezonder wijst hij op de miskenning van Couperus als auteur van historiese romans. Door de inkrimping van deze deeltjes tot minder dan 2 vel druks wordt de wens verlevendigd, dat Walch deze schets eens moge uitwerken tot een brede studie. C.d.V. |
|