De Nieuwe Taalgids. Jaargang 15
(1921)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |
De Nieuwe Gids.Febr. W. Kloos bespreekt in de rubriek Literaire Kroniek de Elektra-vertaling van Boutens. | |
Groot-Nederland.Febr. Frans Coenen vervolgt zijn Studiën van de Tachtiger Beweging met een hoofdstuk over Subjectivisten, Evenwichtigen, Objectivisten. Hij schrijft in het biezonder over de hem sympathieke kunst van Jac. van Looy, die aan ‘de Tachtiger Beweging haar gaafste uiting gegeven heeft’, en waarvan hij zowel de grote deugden als de begrensdheid aantoont. | |
Elseviers Maandschrift.Jan. P.H. Ritter Jr. maakt mooie opmerkingen in zijn artikel Over den stijl van Dr. A. Kuyper. Als elementen van deze stijl noemt hij: de overtuigdheid, het axiomatiese, dat ‘zeldzaam gaaf past bij zijn systematisch-didaktisch karakter’, de activiteit, het archaisme, de populariteit, de klimax, het beeld, de beknoptheid. ‘Tegenstelling en climax geven aan dezen stijl zijn gespierde vitaliteit, maar hij is beeldend als geen andere. Hoe ver ligt deze beelding van het modern impressionisme. Het beeld is hier nooit waarnemingsbeeld of resultaat van verdiepte waarneming, gelijk bij het impressionisme der tachtigers. Het is altijd gedachte-beeld. Het beeld treedt hier op als vergelijkingsobject voor de primair-aanwezige gedachte. En dan wordt nauwkeurig de logische ontwikkeling van dat gedachtebeeld voltooid.’ Ook Kuyper's archaïsme, in zijn kring zo nauw samenhangend met het populaire, wordt in het juiste licht geplaatst. | |
De Tijdspiegel.Febr. H.W. Heuvel publiceert het eerste gedeelte van een uitvoerig opstel over de dichter Jan Luyken. | |
[pagina 109]
| |
Den Gulden Winckel.Jan. W.G.N. de Keizer schrijft over De Nederlandsche Detective-roman van Ivans. - M. van Rhijn bespreekt In den Réveilkring door Everard Gewin. - André de Ridder beoordeelt de oorlogsroman De Scheiding van Henri van Booven. Febr. Herman van den Bergh beoordeelt ongunstig de verzenbundel De Tuinspiegel van Laurens van der Waals. - E.C. van de Mandele bespreekt Emants' blijspel Als het getij verloopt. - Marie Schmitz beoordeelt de oorlogsroman Zondvloed van Kees van Bruggen en Marcus van Houwaert door A.M. de Jong. | |
Studiën, tijdschrift voor godsdienst, wetenschap en letteren.Jan. Al. Slijpen geeft een uitvoerige beschouwing over de persoonlikheid en het werk van Israel Querido, die hem beide zeer onsympathiek zijn. In zijn persoon hindert hem vooral de grootspraak, in het werk innerlike leegheid bij uiterlike glans. Vandaar de konklusie: ‘Berooid van glans staan in droevige rij de scheppingen van zijn verbeelding: trieste bewijzen van zijn onverzadigd wroeten in de mestvaalt van den hof: trieste bewijzen van zijn onmacht, om tot de hooge hoogten te stijgen die de menschenziel bereikt.’ - T.W. vergelijkt Een berijmde vertaling van Thomas à Kempis Navolging van P. Hendriks met de zeventiende-eeuwse van Bouckart en met de Franse van P. Corneille. Febr. Behalve het slot van bovengenoemd artikel over Querido bevat deze aflevering de uitslag van een enquête omtrent Esperanto, Ido en de Katholieke internationale, waarin G. Gorris het oordeel van een aantal Nederlandse taalgeleerden mededeelt, waaruit blijkt dat ‘de geestdrift voor een wereldhulptaal bij de meesten slechts weinig boven het vriespunt staat.’ - H. Padberg vat een reeks boekbesprekingen samen onder de titel Over en van Roomsche dichters. | |
Het Getij.Jan. Ernst Groenevelt schrijft over Van Scheltema's laatste bundel en prijst De Keerende Kudde als ‘een stille bedevaart’. - Herman van den Bergh's Studiën geven beschouwingen ‘in de spelonken van het rijm.’ Een Vlaamse brief van Jos. Leonard behandelt o.a. de verzen van Wies Moens (De Boodschap). | |
De Beiaard.Jan. In een opmerkelik artikel De Navolging | |
[pagina 110]
| |
van Christus en Thomas van Kempen betoogt Paul Hagen, dat sommige en juist de mooiste stukken van de Imitatio niet door Thomas van Kempen geschreven zouden zijn, maar door hem ingelast. Van de oorspronkelike traktaten, die door een Nederlander geschreven moeten zijn, vond hij een Nederduitse vertaling. Door een stijlonderzoek meent hij sterk sprekende verschillen tussen Thomas en de onbekende auteur aan te kunnen tonen. - B.H. Molkenboer herdenkt de verdiensten van het onlangs gestaakte tijdschrift Van onzen tijd. Febr. Bernard Verhoeven beoordeelt met veel waardering de bundel Verzonken Grenzen van H. Roland Holst: ‘schoon is het werk van deze begenadigde vrouw steeds: in geen ander hedendaagsch-Hollandsch dichtwerk vloeit het fluïde van dichterschap zóó overdadig.’ | |
Stemmen des tijds.Febr. J. Petri geeft onder het opschrift Een weidsche fantasie een uitvoerige beschouwing over Querido's Koningen en Zonsopgang. Ondanks de hooggestemde lof vindt hij dit ‘romantisch epos’ ten slotte meer massaal dan monumentaal. | |
Dietsche Warande en Belfort.No. 1. L. Grootaers publiceert zijn kongresvoordracht Hoe staat het met het wetenschappelijk onderzoek der Zuidnederlandsche dialecten, waarin hij een overzicht geeft van het reeds bereikte, maar, onvoldaan, aan het slot bepleit dat er ‘een organisme tot stand gebracht moet worden, dat den wetenschappelijken en administratieven arbeid centraliseert voor een systematisch onderzoek van onze volkstaal.’ - A. van Langendonck vertelt allerlei Uit het leven van Prosper van Langendonck. | |
Volkskunde.afl. 3-4. Emile H. van Heurck behandelt Het Bovennatuurlijke in de Legende van Haekendover. - Maurits de Meyer geeft een opstel over Het Volksgebruik der Persoonsbenamingen als ‘folkloristische bijdrage tot de studie der Nederlandsche namenkunde.’ - G.J. Geers besluit de studie over Het Lied van Halewijn. - Maurits Sabbe vertelt over de Werking der Hemelteekenen. - A. de Cock publiceert weer een nieuwe reeks Spreekwoorden, Zegswijzen en Uitdrukkingen op Volksgeloof berustend. - Robert Foncke schrijft over Twee Avondgebedekens en de legende Van Nijd en Gierigheid; H.C.A. Grolman over De beteekenis van het haar in de volkenkunde. | |
[pagina 111]
| |
Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie.Okt. Behalve een reeks Kleine Verscheidenheden van Edw. Gailliard en Etymologisch Kleingoed van J. Verooullie brengt deze aflevering een filippica van Kan. J. Muyldermans: Bedenkingen op het invoeren der Kollewijn-Spelling in België en een verhandeling van dezelfde auteur over de achttiende-eeuwse Brabantse dichter en schrijver W.F.G. Verhoeven (1738-1809). Nov. Gustaaf Segers herdenkt in een uitvoerige rede met grote sympathie Matthias de Vries op het eeuwfeest van zijn geboorte. Hij huldigt hem als geleerde, als taalkundige en als lexicograaf. - Ed. Gailliard vervolgt de Kleine Verscheidenheden. | |
Museum.Jan. A.W.C. Zuidema beoordeelt gunstig de beide bloemlezingen, door M.A.P.C. Poelhekke gemaakt uit IsaÄc da Costa en J.A. Alberdingk Thijm (Meulenhoff-editie). Febr. A. Eekhof bespreekt de rede van J. Wille over Marnix' Byencorf. | |
Tijdschrift voor Taal en Letteren.Des. In een artikel Katholiekgeestelik-toneel geeft Fr. Th. Horsten een overzicht van een vijftiental roomse toneelstukken uit de laatste tijd, ‘die niet alle meesterstukken zijn, maar waaronder toch goed, zeer goed en voortreffelik werk is.’ Eerst komen de priester-dichters W. Smulders, F. Frencken en A. van Delft, dan volgen L.J. Feber en Herman van den Eerenbeemt, terwijl Felix Rutten de rij besluit. - J. Moormann vervolgt het artikel ‘Louter lekoris’, een levende geheimtaal met het eerste gedeelte van een alfabetiese woordenlijst met toelichting. - Ook P. fr. Gerl. Royen geeft een vervolgartikel over Kontaminatie, nl. een tiende hoofdstukje ‘Nogmaals Begrips- en Klankkontakt’, dat weer een grote rijkdom van aardige voorbeelden bevat. - Fr. Chr. Kops oppert enige gissingen omtrent de oorsprong van de uitdrukking De pits kussen, die in Venraij gebruikelik is, die van pais = osculatorium of van een verondersteld pits = zegelstempel zou kunnen afkomstig zijn. - L.C. Michels bespreekt A.G. van Hamel's rede over Isolement en Gemeenschap. | |
Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde X.afl. 1. A. Kluyver geeft belangrijke beschouwing over Bilderdijk's ‘Afscheid’, in verband met de verhouding van de dichter tegenover Napoleon. Hij weerlegt de traditionele mening dat Bilder- | |
[pagina 112]
| |
dijk de val van de Franse keizer reeds in 1811 voorspeld zou hebben: in zijn gedicht is ‘de smart over de inlijving en het geloof in Napoleon's weldadige roeping tegelijk uitgedrukt.’ - J.L. Walch toont aan dat het woord Theatraal ‘zijn eigenaardige spottende beteekenis te danken heeft aan het feit, dat men, in de tijden waarin het burgerlijk drama opkwam, beweerde op het tooneel het dagelijksch leven af te beelden, terwijl dat dagelijksch leven op het tooneel veel gezwollener, pathetischer, breedergebarend was dan in de werkelijkheid.’ Tegelijk geeft hij een kijkje in de ontwikkeling van dit burgerlik drama in Frankrijk en hier te lande. - J. van Mierlo Jr. bestrijdt uitvoerig Knuttel's vereenzelviging van Hadewijch en de ketterin Blommardinne. - H.J. Eymael geeft twee Hugeniana. - C.G.N. de Vooys publiceert Een Utrechtse navolging van Huygens' Voorhout, nl. een gedicht door een Utrechtse dichter De Roy in 1642 geschreven met de titel Lind-en-iepe-loff van Jans Kercken-hoff (637 vss.). - J. Prinsen J.Lz. wijst op een verhaal bij Athenaeus, dat sterke overeenkomst vertoont met de Mnl. Gloriant. | |
Germanisch-Romanische Monatsschrift IX Heft 1-2.Het artikel van Heinrich Schröder over Hyperkorrekte (umgekehrte) Schreib- und Sprechformen, besonders im Niederdeutschen is ook voor Nederlandse lezers van belang, omdat in onze taal, sedert de ME., zich soortgelijke verschijnselen vertonen. - Alfred Schirmer vat samen wat tot nu toe gedaan is voor de studie van Die deutsche Umgangssprache, waartoe hij ook het ‘slang’ rekent. | |
Beiträge zur Geschichte der deutschen Sprache und Literatur XLV Heft I.M.J.H. Jellinck behandelt het Reinaert-vraagstuk onder de titel Zwei Dichter des Reinaert? Hij komt tot dezelfde veronderstelling als L. Willems en A. Kluyver (zie Taalg. XIV, 225), nl. dat de proloog eenvoudig een nabootsing van de Franse proloog is en dat voor Arnout oorspronkelik Perroot gestaan zou hebben. C.d.V. |
|