IJslangs honkje.
In Prinsen: Gerbr. Adr. Bredero, blz. 52, wordt aangehaald:
Nou kijckt hij deur de hayrtjes trots,
Recht as een IJs-langs honckje.
Indien men niet wist, wanneer dit gedichtje geschreven werd, zou men het in elk geval na 1600 moeten plaatsen, daar toen pas de walvisvangst begon, die ons met IJslandse honden deed kennis maken. Over het onderwerp: de komst dier honden, de verspreiders der Echinococcus-ziekte, schreef indertijd de heer A.B. van Deinse in de N.R. Ct. De hond was dus ook in A'dam te zien!
Merkwaardig is verder, hoe men uit die regels leert, dat de Amsterdammer zich met alles wat vreemd was omgaf, een gevolg van zijn voorspoed, en aan Bredero niets ontging van het modieuse, zoals het houden van zulk een hond.
Een kenner van oude prenten en schilderijen zal wellicht ons kunnen zeggen, of hij ergens een afbeelding van een IJslandse hond vond.
J.M. van der Hoogt.