De Nieuwe Taalgids. Jaargang 14
(1920)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Génestet-uitgaven.J.M. Acket, De mooiste Gedichten van De Génestet. Haarlem - De Erven F. Bohn - 1919. Prijs ƒ 2.25.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||
facsimile van de uitnodiging tot zijn proefpreek en een foto van de De Génestetbank te Bloemendaal (De liefste Plek). De reproductie van Arendsen's bekende tekening komt in deze uitgave door het betere papier meer tot zijn recht dan in de andere. Verder beperkt de uitgever zich tot een enkele aantekening aan de voet der bladzijde, waarbij weer een herinnering aan Heine (Mailbrief 2e Zang, VIII, 2) tandpijn in zijn harte: Ich aber hatte Zahnweh im Herzen (Das Buch Le Grand, Kap. XX) wordt aangewezen. Acket daarentegen is zeer uitvoerig in zijn toelichtingen, geeft een Zielebeeld van De G., een artikel over zijn Populariteit, een Kroniek van zijn Leven en Werken en verder na ieder gedicht een beschouwing en verklaringen, waarmee men het over 't algemeen eens kan zijn. Onnauwkeurig is dat op p. 2 vermeld staat: Hij stierf op twee-endertigjarigen leeftijd (zie p. 6: en stierf daar den 2den Juli (1861) 31 en een half jaar oud en p. 5. P.A. de G. werd geboren den 21sten November 1829). In de Inleiding Aan de Leraren staat een vergelijking over meetkundig en letterkundig denken, waar bij meer plaatsruimte nog wel een woordje over te zeggen zou zijn. Ik zal het hier niet doen,Ga naar voetnoot1) want ik kom tot een ernstige bedenking, die beide uitgaven geldt, d.i. de tekst. Ik had gehoopt, dat na de vele waarschuwingen voor een onnauwkeurige tekst (zie o.a. de artikelen van J.H. van den Bosch in Taal en Letteren III, 31 en 158, die van Dr. Staverman met naschrift van Prof. De Vooys in De Nieuwe Taalgids VII, 152, de Voorrede van Van den Bosch op de Sint-Nicolaasavond (Zw. Herdr. XXI en mijn artikelen over de uitgaven van De Génestet in Taal en Letteren XIII, 66, 159, 358 en De Nieuwe Taalgids V, 52, ieder toekomstig uitgever het als eerste plicht zou rekenen een betrouwbare tekst te geven, wat voor onze dichter niet moeilik zou zijn na de verschijning van de Tweede en volgende drukken van De Complete Gedichten met Inleiding en Aanteekeningen van Dr. H.L. Oort in de Nederlandsche Bibliotheek. Maar helaas! geen van deze beide uitgaven is in dit opzicht te prijzen. Ik zal me hier beperken tot de meest maat- en zinstorende. Acket p. 11. Als 't plan wordt een daad, voor: Als het plan enz. (ook bij Prinsen). p. 13. Alarmisten mist weer het negende koeplet, dat in de Eerste Gedichten luidt: Met al die bleeke neuzen,
Die al te serieuzen,
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||
Die lafaards zonder tal,
Met al die alarmisten,
Die om de glorie twisten
Wie 't ergst voorspellen zal,
Ook Dr. Prinsen heeft dit weggelaten.
Alle drie verkeerde lezingen zijn ook in de Meulenhoff-editie te vinden.
Beide foutieve lezingen ook bij Prinsen.
Op dit koeplet slaat toch zeker de opmerking onder 't gedicht: ... en daar tegenover het liefdevolle beeld van Jezus die zei: ‘Laat de kleinen tot mij komen!’ Voor de uitgave van Fantasio is niet de eigen lezing van de dichter (door mij naar het H.S. afgedrukt in Zw. Herdr. No. 25) gevolgd; anders zouden de ‘verbeteringen’ van Prof. Tiele in Zang I, c. XX, Zang II, c. VIII en IX niet zijn opgenomen. Verder merkte ik nog op: Eerste Zang c. X, 4, ochtendgloed voor: uchtendgloed, c. XIV, 6, de knaapjes voor: die, c. XV, 1, knië voor: knieën, c. XXI, 5, 6, laarzen: verzen voor: laerzen: vaerzen; Tweede Zang c. V, 2, niet 't allerminst voor: niet in 't allerminst, c. XII, 3, in haar handje | |||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||
heen en weer voor: in haar handje' al heen en weer, 4, fniest en schreit voor: fniest, schreit; Laatste Zang c. II, 5, 'k Zag voor: 'k Zal, c. XIII, 4, haar schoot voor: zijn schoot. In De Sint-Nicolaasavond: Eerste Zang c. XXVII, 4, zijn eerbied en zijn gratie voor: zijn eerbied of zijn gratie
Uit het Land van Kokanje c. 4, 1, was aardig in pl. van: was zoo aardig
Ik heb hier slechts de voornaamste verkeerde lezingen vermeld en weggelaten alle afwijkingen in leestekens, aksenten, waarop onze dichter in zijn handschrift bizonder keurig is. In 't boekje van Dr. Prinsen ontbreken de storende fouten ook niet; ik noem ook hier niet alle:
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||
Ook wanneer men meer dan ik gedaan heb, stelt op rekening van de drukfoutenduivel, die zich wreekt op de auteur van Errata blijft de lijst lang, te lang voor de dichter, die blijkens de bestaande handschriften op zijn werk zo keurig is. De meeste zijn dan ook 't gevolg van 't afdrukken van de slordige tekst der Volksuitgave. Wat druk, formaat en papier betreft, onderscheidt de Meulenhoffeditie zich gunstig van de andere, die als om het nog meer te doen uitkomen tot vel 8 (dan wordt het gelukkig beter) gedrukt is ‘op dat gruwlijk grauw papier, dat mij van 't beste werk doet walgen’. Mogen deze opmerkingen er toe bijdragen, dat de volgende drukken van deze Bloemlezingen er uitzien zoals de dichter zelf het in de aan de laatste aanhaling voorafgaande en er op volgende verzen wenst, want gelukkig is de tijd voorbij, dat men ‘met een zeker vergoelijkend, meelijdend glimlachje van den braven De Génestet sprak’ en wie de voortreffelike Inleiding van Dr. Prinsen heeft gelezen, zal het zeker geen te hoge eis vinden, dat een dichter, wiens verzen ‘de vrucht van studie zowel als van ingeving’ zijn, wiens ‘kleinste stukjes beide in uitdrukking en in conceptie, kunstgewrochten zijn’, in een zuivere tekst aan zijn lezers wordt voorgezet. Rotterdam, Oktober 1919. G. Engels. |
|