Jan te Winkel over ‘schrijftaal’.
De doctrinaire onderscheiding van ‘schrijftaal’ en ‘spreektaal’, in ons tijdschrift zo vaak bestreden, is door Jan te Winkel het meest konsekwent gehandhaafd. Dat blijkt uit de volgende aanhaling, waarbij wij ons van toelichting onthouden:
Weliswaar mogen wij dankbaar zijn, dat nu al sinds enkele duizenden jaren een veel beknopter klankschrift voor het oudere omslachtige beeldschrift in de plaats is gekomen; maar wie leest, wenscht toch geene klanken te hooren, zelfs geene woordsymbolen zich voor den geest te brengen, maar gedachten in zich op te nemen; en om zelfs van afwezigen de gedachten willekeurig in den geest te kunnen roepen, heeft de mensch zich naast zijne oudere klanktaal eene nieuwe geschapen: de schrijftaal, eene schepping van den geest, die voor de taalschepping der natuur in geen enkel opzicht behoeft onder te doen. Deze tweede taal, die evenals hare oudere zuster, de klanktaal, haar oorsprong ontleent aan den geest van den denkenden mensch, is nu al sinds eeuwen haar eigen weg gegaan, zich vervolmakend in overeenstemming met haar karakter en de taak, waartoe zij bestemd was. En daar ‘verba volant, scripta manent’, danken wij het aan haar, dat wij nu in staat zijn de geschiedenis te schrijven van het menschelijk denken niet alleen, maar zelfs van het spreken der voorgeslachten, die nu al zoo lang hebben moeten zwijgen.
Afscheidscollege (Haarlem - Erven H. Bohn - 1918), blz. 18.