De Nieuwe Taalgids. Jaargang 13
(1919)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |
De Nieuwe Gids.Mei. Deze feestaflevering begint met een reeks huldebetogingen bij gelegenheid van de zestigste verjaardag van W. Kloos, grotendeels gelegenheidsstukjes, waaruit voor de letterkundige en de geschiedschrijver niet veel nieuws te leren is. Junie. G. van Hulzen geeft een reeks aforismen over De Letterkunde en de Gemeenschap. - J.B. Schepers polemiseert onder het opschrift Lichtvaardig onderzoek in zake Bredero tegen Knuttel's jongste Gids-artikel. Tegenover Knuttel's konklusies handhaaft hij de zijne, die vroeger in De Nieuwe Gids neergeschreven zijn. | |
De Beweging.Mei. Albert Verwey geeft in een afzonderlik opstel een karakteristiek van Tesselschade. Daaraan ontlenen we de volgende passage: ‘De drang die de menschen van de Renaissance dreef, staat en oorlog, zichzelf en al de uitingen van het gezellige leven tot kunstwerken te maken, heeft in Nederland geen dichter zoo sterk bezeten als Hooft. Zijn prachtige vormdrift verloochent zich nooit en nergens: zijn heele forsche zoowel als speelsche hartstocht was in dienst ervan. Tesselschade had niets van dat meesterlijke evenwicht; maar zij had een diepe vrouwelijke gevoeligheid, en een kunstvolle zelfbeheersching. In die vorm begreep zij het probleem dat al de kunstenaars van de nieuwere tijd bezig hield: een zoo groot mogelijke vrijheid van de persoonlijkheid en tegelijk een zoo volmaakt mogelijke vorming. Alleen door dit probleem op haar wijs te begrijpen en het voor zichzelf op te lossen, kon zij de vriendin zijn van Hooft, en Vondel, en Huygens.’ - Onder Boekbeoordeelingen prijst A. Verwey Een onwaerdeerlycke Vrouw van Worp, en Uit Roemer Visscher's Brabbeling van N. van der Laan, al betreurt hij bij het laatste werk de onvolledigheid die aan elke persoonlike en uiteraard willekeurige keuze eigen moet zijn. | |
[pagina 223]
| |
Groot-Nederland.Mei. De redaktie schrijft een kort woord van hulde voor Kloos. Junie. Rinke Tolman vraagt aandacht voor Hedendaagsche Friesche Letterkunde, d.w.z. de letterkunde sedert de vernieuwing van omstreeks 1915. In een oriënterende inleiding schrijft hij o. a over ‘de hartstochtelijke vereering van het sonnet’ en de daardoor uitgelokte tegenstand. Hij wijst op verdienstelike verzen b.v. van Kalma en op uitstekende jongere prozaïsten. - Frans Coenen beoordeelt 't Geluk hangt als een druiventros van de Scharten's. - In een Aanteekening van de Redaktie tekent L. Couperus protest aan tegen de beschuldiging van Robbers dat zijn antieke verhalen te ‘koud’ zouden zijn.Ga naar voetnoot1) Van zijn kant acht hij de kring van de hedendaagse burgerlike roman te eng. | |
Onze Eeuw.Junie. In de rubriek Nieuwe Boeken bespreekt A.C.S. de Koe de jongste romans van Scharten-Antink, Carry van Bruggen en Jo de Wit. | |
Elseviers Maandschrift.Mei. H. Robbers beoordeelt 't Geluk hangt als een druiventros van de Scharten's en De Ode van Couperus. Aan de laatste neemt hij kwalik dat hij het jongste werk van zijn ‘tijd- en soortgenoot’ Querido zo eenzijdig verheerlikte, ten koste van het hedendaagse realisme. De antieke verhalen van Couperus vindt deze beoordelaar ‘prachtig-bedoelde, maar in koude opgewondenheid geschreven boeken.’ Junie. H. Robbers noemt Een goed huwelijk van C.J.A. van Bruggen een ‘geslaagd, gaaf en knap stuk werk.’ | |
De Beiaard.Junie. B.H. Molkenboer O.P. publiceert het eerste gedeelte. van een kongresvoordracht over Het Italiaansch bij Hooft en zijn kring. Uitgaande van Hooft's Italiaanse reis, behandelt hij de invloed die de Italiaanse letteren op de Hollandse bewonderaar gehad hebben: ‘meer dan de Franschen zijn de Italianen hem als dichter en prozaschrijver een duurzaam voorbeeld, een toevlucht, een steun geweest.’ - G. Brom bespreekt de roman De weg van Paul de Raet door J. Eilkema de Roo. | |
Stemmen des Tijds.Mei. J.C. de Moor wijdt in een artikel Droom en Daad een uitvoerige beschouwing aan de bundel Verzonken | |
[pagina 224]
| |
Grenzen van Henriette Roland Holst. Zijn konklusie is: ‘Zoo gaat van dit werk een krachtige negatieve prediking uit, en zet dit evangelie, dat dien naam niet verdient, het aloude Evangelie in een nieuwen glans.’ | |
Studiën. Tijdschrift voor godsdienst, wetenschap en letteren.Mei. H. Padberg schrijft een artikel De Génestet op school? waarin hij Acket's boekje De mooiste gedichten van De Génestet prijst als een ‘meesterstuk’ van esthetiese uitlegging. Toch wil hij De Genestet, van Katholiek standpunt, uit de school weren, omdat hij te sentimenteel en te twijfelziek is. - L.P.P. Franke beoordeelt Drie Roomsche romans, nl. van Melati van Java, J. van Merle en Marie Koenen, waarvan hij de laatste het hoogst stelt. | |
Museum.Junie. J.H. Kern oordeelt gunstig over het proefschrift van A.C. Bouman: Bijdrage tot de syntaxis der ‘dat’ -zinnen in het Germaansch. | |
Den Gulden Winckel.Mei. Onder de titel De Geestelijke Opbouwers van Vlaanderen schrijft Edward Peeters over Hendrik Conscience. - Gerard van Eckeren beoordeelt de roman Magda van Ellen Forest; André de Ridder de roman Lenoor Sonnevelt van Emmy van Lokhorst. Junie. Lod. Monteyne geeft een verslag Over Vlaamsche boeken uit bezet-België. - Ernst Groenevelt beoordeelt de verzenbundel Overgave van Willem de Mérode; Herman van den Bergh de verzenbundel Vlammen van Herman Middendorp. | |
Weekblad voor Gymnasiaal en Middelbaar Onderwijs.No. 35-37. G. Leffertstra ontwikkelt uitvoerig zijn Wensen voor 't komende normaal-programma H.B.S. 5 Nederlands. C.d.V. |