De Nieuwe Taalgids. Jaargang 13
(1919)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 216]
| |
Iets over Nederlandse aanspreekvormen.De studie van de Nederlandse aanspreekvormen, die Vor der Hake nog onvoltooid liet, stuit op eigenaardige moeilikheden, omdat de ware aanspreekvormen zo moeielik vindbaar zijn: de schriftelike overlevering geeft ons vaak slechts schrijf-vormen. Daarom is het van belang, toevallige vondsten die over dit punt licht kunnen verspreiden, aan te tekenen en bekend te maken. Over het woordeken UE is de titel van een verhandeling, door de taalliefhebber Hendrik Pieterson, in 1782 uitgegevenGa naar voetnoot1) Hij noemt het een ‘gebreklijk woord’ en zegt: ‘Gemeenlijk wordt het veel beter, dan het eenlettergreepige woordje U en Gij geächt, en, uit beleefdheid, meest altijd in plaatse van dit laatste gebezigd. Ik stel vast, dat de minste menschen weeten, wat zij daarmede uitdrukken, niettegenstaande ijder daardoor eenen persoon verstaat. Die nog eenig bescheid daarvan konnen geeven, zeggen, dat het enkele woordje U of Gij te lomp, maar UE veel deftiger en heuscher is.’ De schrijver gaat dan uit Hooft bewijzen dat E = Edele is. UE is gebrekkig; 't moest zijn Uwe E., gelijk Vondel schrijft. Men misbruikt het woord, want men gaat ‘door eene laffe eerbewijzing, onverschillig, elk, wie het zij, tot eenen Edelman maaken, dat nu nog daaglijks, door het gebruik dezes woordekens, met monde en penne, geschiedt’ (blz. 23). ‘Het is, om zo te spreeken, algemeen bij onzen Landaard in den monde en de penne als bestorven. En ik voorzie, dat men zich node daarvan zal konnen ontwennen’ (blz. 32). Uit het begin van de 19de eeuw hebben we het getuigenis van een buitenlander, John Bowring, die Nederlandse reisindrukken gaf in zijn Brieven, weldra in onze taal overgebracht door A. Telting.Ga naar voetnoot2) Aan het slot van zijn laatste brief (blz. 271) zegt hij: ‘De gewone stijl van omgang is iemand, dien men niet kent, aan | |
[pagina 217]
| |
te spreken met Uwe, dat eene verkorting is van Uwedele. “Hoe vaart Uwe?” - “Uitmuntend, en Uwe?” - “Best”. - In de opschriften der brieven behouden de Nederlanders de oude vormen: “Weledele Zeer Geleerde Heer! - Weleerwaarde Heer!” enz. Vrienden noemen elkâar gewoonlijk gij, meestal echter verzacht ge; in de Noordelijke Provinciën, bijna even als in Engeland, jou: deze verbastering is in Friesland en Groningen zelfs in de beste kringen gemeen.’
Voor de nauwkeurige vaststelling van de verhouding tussen gij, jij en u in de loop van de achttiende en negentiende eeuw dienen ook alle gegevens verzameld te worden. Lambert ten Kate was zijn tijd vooruit, toen hij in zijn taalkundige dialoog het familiare je aandurfde. Vooral op het toneel heeft men het lang niet geduld. De blijspelschrijver Van Hemert waagt het voor het eerst, maar Potgieter, die zijn werk in De Gids beoordeelt, acht het ‘plat’.Ga naar voetnoot1) Helvetius van den Bergh gebruikt in De Neven ‘gij’, maar in De Nichten ‘je’.Ga naar voetnoot2) Daarover heeft hij heel wat moeten horen, gelijk uit zijn Gesprek over de Nichten blijkt, Maar behalve daar, spreekt hij over deze moeilikheid in zijn brieven aan Potgieter. De twee volgende aanhalingen zijn zeer merkwaardig: ‘Het blijft mij nog een moeilijk te beantwoorden vraag of men, vooral bij het voorstellen van karakters uit den meer aanzienlijken stand, dezelfde schrijfwijze van je bent enz. mag navolgen? Ge en gij is zeker stijf, en komt ook niet met de spreekwijze overeen. U is, U heeft vind ik ook geheel oneigenaardig. Hoe jammer dat onze spreeken schrijfwijze zoo verschillen! Ik geloof dat men zich in de meeste gevallen aan de aangenomen spreekwijze moet houden, maar dat dan ook de tooneelspelers de vrijheid moeten nemen volgens de spreekwijze te spreken. Ik heb er Geel al eens over geraadpleegd. Hij antwoordde mij: “Laat de puristen fluiten.” - Goed, dat is ook mijn Christelijke intentie’ - en schrijf maar zoo als het u uit het hoofd en uit het hart komt. - Best! maar vóór het uit het hoofd en het hart kan komen, moet ik het er toch eerst formeren? Nu formeer het er dan maar zoo als het u goed dunkt. - Een fameus licht dat ik daar kreeg, he? (1 April 1840). En later: ‘Met opzigt tot de Nichten, ben ik het met mij zelven niet regt eens of ik al dan niet de schrijfwijze van den Heer Van Hemert volgen zal met ben je's, | |
[pagina 218]
| |
heb je's, is u's enz. Zijn Ed. kon zijne burgermenschen zoo laten spreken, maar mijne personen behooren tot een aanzienlijker stand. Intusschen kwellen mij de zijt gijs, hebt gijs, enz. geweldig. Mijne ooren doen er zeer van. Is het ook al nationale rijkdom dat wij twee talen hebben, eene om te spreken en eene om te schrijven? Geef mij eens goeden raad’ (17 Junij 1840).Ga naar voetnoot1) Uit deze aanhalingen mogen we niet opmaken dat het beleefde u tot ‘burgermenschen’ beperkt was, want Helvetius van den Bergh gebruikt het zelf in proza, ook in zijn dialoog (zie o.a. zijn Gesprek over De Nichten). Enige jaren later, in 1858, wordt dat bevestigd door prof. Roorda, die konstateert dat U zal, U heeft, het gewone beleefde gebruik isGa naar voetnoot2): volgens hem is gij welkom, omdat het tussen het gemeenzame jij en het beleefde u in het midden staatGa naar voetnoot3). C.d.V. |
|