De Nieuwe Taalgids. Jaargang 13
(1919)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Twee Hollands-Engelse parallellen in de syntaxis.I.Een verschijnsel, waarop reeds Dr. W. de Vries in 't Tijdschrift voor Ned. Taal- en Letterkunde, Deel XXIX, blz. 122 en volg., de aandacht heeft gevestigd, is de mogelikheid om een datief uit het aktivum om te zetten tot een subjekt van het passivum. Schr. wijst in zijn artikel op overeenkomstige konstrukties in het Engels en konstateert dat ‘in onze taal dit gebruik nog zeer beperkt is,’ dat ‘de een hierin verder gaat dan de ander,’ maar erkent tevens dat plaats als bij L. Mulder Jan Faessen I 227: (hij had) nooit ondervonden, wat het is, onrecht te worden aangedaan, of bij J. Vosmaer Maarten Vroeg 21 ed. Fockens: ‘u te doen laten in een geval, waarin tienduizend vóór u het gedaan zijn,’ althans bewijzen ‘dat het taalgevoel zich niet te sterk tegen uitbreiding van deze konstruktie verzet.’ Het doel van de volgende regelen is aan te tonen: 1o. dat in de spreektaal dit gebruik niet langer beperkt kan worden genoemd, 2o. dat het verschijnsel niet op zichzelf staat, maar behoort tot een neiging van verdere strekking - eveneens in het Engels waar te nemen - om al wat maar enigszins beschouwd kan worden als meer of minder direkt bij de handeling door het werkwoord uitgedrukt, betrokken te zijn, tot subjekt te maken van een passieve zin. De hoofd-oorzaak van het ontstaan dezer jonge konstrukti is, in het Engels zowel als in het Hollands, het te loor gaan van het gevoel voor naamvals-verschillen, zodra deze niet langer door aparte vormen in het taalbeeld worden uitgedrukt. Men kan deze afslijting van syntakties instinkt al dan niet betreuren, men kan al dan niet andere talen benijden om hun ‘rijkdom’ aan inflekties, welke deze ‘verwording’ tegenhoudt, het verschijnsel zal toch onder de ogen gezien moeten worden, en men zal ‘ik word opengedaan’, als Benjamin onder de syntaktiese konstrukties in het Hollandse taal-gezin, met meer of minder blijdschap moeten begroeten. Naast deze fundamentele oorzaak kunnen, onder bizondere om- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
standigheden, nog wel andere tot de vorming van bedoelde konstruktie meewerken. Zo geeft De Vries als voorbeeld: ‘zij worden geaaid en in den arm geknepen,’ waar ‘het naast elkander gebruiken van verba trans. en verba met dat.’ aan het ontstaan bevorderlik is geweest. Op dezelfde wijze laat zich verklaren het door mij genoteerde: ‘hij werd zelf niet vastgehouden, maar gelegenheid gegeven te vertrekken.’ Verder noemt De Vries als aanleiding het voorkomen van verba met dat. als synoniemen van trans. verba, b.v. iemand vragen, iemand uitnodigen, iemand verzoeken, wat, gezien de neiging om te ‘konstrueeren alsof een uitdrukking, waarvan men gebruik had kunnen maken, inderdaad gebezigd was,’ het aanzijn kan geven aan: ‘ik ben niet verzocht op die visite.’ Zo kan men ook ‘door wie word ik even omgeslagen?’ verklaren als gekonstrueerd naar ‘door wie word ik even geholpen bij het omslaan?’ en ‘zuigelingen worden geen morfine gegeven’ als ontstaan door kontaminatie van: ‘zuigelingen worden niet met morfine behandeld.’ In de volgende zin van Stijn Streuvels: ‘de anderen ook, elk in 't bizonder, werden een taak opgelegd,’ had de schrijver waarschijnlik eerst bedoeld te zeggen: ‘werden met een taak belast.’ Maar voor een geval als ‘wij worden weinig gedikteerd,’ zal men moeten aannemen dat, naar het gevoel van de spreker (een scholier), ‘dikteren’ een handeling is, die hem even direkt treft, die hij even direkt ondergaat, als straffen, slaan enz. Uit dezelfde gemoedstoestand is geboren: ‘wij worden geen sommen meer uitgelegd tegenwoordig.’ Zo staat ook in ‘hij moest verboden worden op schoenen met hakken te spelen,’ het subjekt in dezelfde verhouding tot het verbum als in ‘hij moest van 't veld geweerd worden,’ of ‘hij moest gedeballoteerd worden.’ In ‘hij wordt de reiskosten vergoed’ en in ‘zij mogen geen voedsel geweigerd worden,’ is ‘reiskosten vergoeden,’ ‘voedsel weigeren,’ tot een verbale eenheid geworden, waarvan de persoon het objekt is, wederom voldoende direkt bij de handeling betrokken om tot subjekt te worden gemaakt: hij wordt de reiskosten vergoed = hij wordt schadeloos gesteld, hij wordt voedsel geweigerd = hij wordt uitgehongerd. Zo heb ik ook nog gehoord: ‘hij is niet betaald vanmorgen’ en ‘ik werd vanochtend bericht, dat...’ Merkwaardig is het, dat de geschreven taal zich zo terughoudend betoont tegenover deze konstruktie. Het Engels is hier veel verder gegaan dan het Hollands. Dr. E. Kruisinga zegt zelfs in zijn Handbook of Present day English, Dl. II, bl. 73: ‘Verbs that are regularly used with two objects, one direct and one indirect, may often be used in the passive by making the indirect object the subject. Less | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
usuallyGa naar voetnoot1) it is the direct object that becomes the subject.’ Deze bewering wordt gestaafd met talrijke voorbeelden uit de litteratuur, wetenschappelike zoowel als belletristiese. Behalve de door De Vries opgetekende gevallen en het bovengenoemde citaat van Streuvels herinner ik me alleen in de ‘bellettrie’ te hebben gevonden ‘Eline Vere mocht wel graag een beetje 't hof worden gemaakt.’ Kranten, met ‘de lezers worden verzocht...’ ‘werkwilligen mogen niet belet worden hun arbeid te verrichten,’ enz. vormen ook hier een schakel tussen de sprekende en schrijvende mensheid. De neiging om verbale eenheden te smeden als boven in ‘voedsel weigeren’ vertoont zich ook in ‘hij is overal naar gezocht beneden,’ wat weer volkomen parallel is aan het Engelse ‘he has everywhere been looked for.’ Dat de prepositie in het Hollands vóór het participium komt te staan, is wel het gevolg van de omstandigheid dat 't Hollands zoveel rijker is aan samenstellingen van prepositie + verbum dan 't Engels, m.a.w. ‘hij is opgevoed,’ ‘zijn naam is doorgeschrapt,’ ‘de vluchtelingen werden ondergebracht,’ enz. hebben in ‘hij is naar gezocht’ aan de prepositie zijn vaste plaats vóór 't participium gegeven. Vgl. ook ‘mag deze mat op geveegd worden?’ ‘de kachel hoeft niet om gedacht te worden,’ ‘deze kamer wordt niet meer aan gedaan,’ ‘die commode zijn de poten afgezaagd’ (waar ‘commode’ formeel als een datief beschouwd zou kunnen worden, maar in werkelikheid als subjekt wordt gevoeld) ‘mag deze bal mee gespeeld worden?’ (waar 't onderscheid tussen ‘mee’ en ‘met’ niet meer is gehandhaafd). Een merkwaardig hybriediese konstruktie is: ‘die ballen wordt niet langer mee gespeeld,’ leunend met één been op ‘met die ballen wordt niet langer gespeeld,’ met het andere op ‘die ballen worden niet langer mee gespeeld’ (Eng.: ‘those balls are no longer played with.’) Ook opmerkelik als uiterste, immers niet langer tot het passivum beperkte, geval van naamvalsverschuiving is: ‘die (n.l. die jurk) moet je zuinig op wezen,’ evenals ‘ze staat ook niets goed.’ Eindelik vinden we voor de Engelse konstrukties: ‘the master is paid attention to,’ ‘the rope is caught hold of,’ enz. waarin verbum + objekt + prepositie tot een verbale eenheid is geworden, ook parallellen in de Hollandse spreektaal, b.v.: ‘Ze (= die artiekelen) zullen wel beslag op gelegd zijn bij alle handelaren,’ of ‘de kachel moet nog een beetje cokes op gedaan worden.’ Een resultaat van deze neiging tot het smeden van onscheidbare | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
groepen bestaande uit verb. + prep. of verb. + obj. + prep. is, dat de bewegingsvrijheid van de prepositie in de zin er ten zeerste door bevorderd wordt. Als in het Engels wordt een met een prepositie verbonden substantief voor de nadruk vrijelik aan het hoofd van de zin gezet. Met ‘that town the Russians have laid siege to’ komt overeen ‘die stoel heb ik beslag op gelegd,’ met ‘this remark he is not ans werable for:’ ‘een veel groter deel is ons oog niet op ingericht.’ In dit opzicht gaat het gesproken Hollands zelfs verder dan 't Engels, zoals blijken kan uit de volgende voorbeelden, opgetekend uit de mond van beschaafde sprekers: die kist had hij vroeger nooit een kleed over, en het rijmpje: Een meisje dat fluit
Is 't fatsoen uit.
| |||||||||||||||||||||||||||||||
II.In oudere - om niet te zeggen - verouderde Engelse grammatika's vindt men de regel dat het relatief pronomen wordt weggelaten in de nominatief in zinnen als: ‘there is a gentleman wants to see you.’ Ik herinner me hoe op een college Prof. Kern er op wees dat hier geen sprake is van ‘weglating van een pronomen,’ maar dat men te maken heeft met een kontraktie van twee hoofdzinnen die een zelfde deel gemeen hebben; zo in bovengenoemd geval, van: ‘there is a gentleman,’ en ‘a gentleman wants to see you.’ Dr. Kruisinga, die in zijn Handbook - ik zou haast zeggen: natuurlik - ook niet spreekt van ‘omission of a relative pronoun,’ geeft van deze konstruktie de volgende voorbeelden (blz. 437): Grandpa, what is it makes your eyes so bright and blue like the sky? | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
In al deze gevallen bevat de hoofdzin it is, this (that) is, here (there) is.Ga naar voetnoot1) En in al deze gevallen is de wording door kontraktie gemakkelik aan te tonen. Het voorbeeld ‘I wonder who it is makes the fashion’ berust natuurlik op analogie. Deze konstruktie komt ook in de spreektaal voor in het Hollands, evenals in het Fries. In beide talen is weglating van een pronomen al dadelik buitengesloten door de volgorde der woorden, die in de relatieve bijzin in het Fries en in 't Hollands anders is dan in de hoofdzin. P. Sipma zegt hieromtrent in zijn Phonology and Grammar of Modern West Frisian, blz. 88: dat kontraktie ‘is sometimes used in ordinary speaking,’ en geeft daarvan de volgende voorbeelden: wy hienen do in famke út 'e stêd wier by ús útfenhûs; it wier sa'n aerdich lyts húske stie dêr foartiid; it is sa'n moaije, heldere glâns leit dêr oer. Ook hier gaat het Hollands verder dan het Engels, doordat het gemeenschappelik zinsdeel niet behoeft te worden ingeleid door ‘'t is, 't zijn, er zijn,’ hoewel dit laatste wel van opmerkelike frequentie is. Onderstaande gevallen zijn door mij uit de spreektaal genoteerd:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
In de gevallen onder a) is 't gemeenschappelik deel objekt, in b) predikaats-nomen, in c) subjekt van de zin. En in alle wordt, evenals in 't Engels, het gemeenschappelik deel naar voren gebracht door er is, 't is (zoals 't is, it is, c'est, es ist, in 't algemeen een zinsdeel naar voren plegen te brengen), waarna de zin regelmatig verloopt. Naar analogie van deze formaties moeten ontstaan zijn:
In sommige van de bovenstaande voorbeelden is blijkbaar een onder het spreken opkomende neiging tot preciseren aanwezig, als in d) 2 en 4. Bij b) 5, 6 en 7, wilde de spreker blijkbaar, ook weer onder het spreken, zijn uitspraak minder gedecideerd maken. En in vele gevallen maakt de korte pauze na het gemeenschappelik deel het waarschijnlik dat de rest er bij wijze van ‘after-thought’ aan toegevoegd is. In b) 3 is deze pauze zo opvallend dat het zelfs niet zeker is of dit voorbeeld wel tot de besproken categorie behoort. Ten slotte noteer ik de volgende, door rektorale mond uitgesproken, merkwaardige volzin, welke toevallig zoowel het onder I als onder II behandelde verschijnsel illustreert: dat komt van 't werkwoord callēre staat het mee in verband. J. Kooistra. |
|