De Nieuwe Taalgids. Jaargang 13
(1919)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het purisme van Simon Stevin.Het klassicisme der Renaissance en de kultuuridealen van het Humanisme hadden beide tot noodzakelik gevolg een algemene belangstelling in de volkstaal. De Renaissance verhief en beperkte het Latijn tot zijn klassieke zuiverheid: voor levende taal werd het derhalve ongeschikt. Het Humanisme droomde van een algemene kultivering der mensheid; het wilde de wetenschap populariseren, de kunst brengen tot het volk, en was hiertoe van zelf aangewezen op het gebruik van de nationale taal. Ja, die taal zelf moest óók worden gekultiveerd, opgevoerd tot steeds hoger graad van volmaaktheid, opdat de nieuwe mensheid een middel tot gedachte-uiting zou bezitten, dat in fijnheid en zuiverheid de klassieke talen nog overtrof. In onze Nederlandse beschaving van de 16de eeuw openbaart zich hetzelfde verschijnsel. De volkstaal wordt het voorwerp van de grootste belangstelling. Men wil ze opheffen, kultiveren. Van verschillende kanten gaat men ze bewerken. Allereerst trekt het uiterlik kleed van het geschreven woord, de spelling, de aandacht, en spellinghervormers treden op. In 1581 verschijnt de ‘Nederduitse Orthographie’ van Pontus de Heuiter.Ga naar voetnoot1) H.L. Spieghel zet een hele grammatika in elkaar, de ‘Twespraeck van de Nederduitsche Letterkonst’ (1584). Plantijn en Kiliaen wijden hun aandacht aan de woordenschat en brengen hun bekende woordenboeken tot stand. En eindelik zijn er ook, die, onder de indruk van het grote aantal barbarismen in onze taal, zich opmaken al die ingeslopen vreemdelingen te verdrijven. Dit puristies streven, om geen andere dan ‘zuiver’ Nederlandse woorden te gebruiken, ontmoeten we allereerst bij taal- en letterkundigen als Jan van de Werve, Coornhert, De Heuiter en Spieghel. Maar het beperkt zich volstrekt niet tot hen. Door onze algemene litteraire en wetenschappelike kultuur loopt van het midden der 16de tot dat der 17de eeuw een stroom van purisme. Hooft als geschied- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrijver en prozaïst gaat al heel ver in deze richting. Ook andere geleerden trachten van ‘vreemde smetten’ vrij te komen en voor hun wetenschappen een Nederlandse terminologie te maken. Zo doet Hugo de Groot in zijn rechtsgeleerde werken. Zo Simon Stevin in zijn verschillende wiskundige en andere geschriften. Over het purisme van deze laatste wil ik in de volgende bladzijden iets mededelen.
Simon Stevin werd omstreeks 1548 te Brugge geboren. Reeds jong ging hij in de handel, werkte in Antwerpen en Brussel, reisde daarna in verschillende landen van Noord-Europa en vestigde zich bij zijn terugkomst in Noordelik Nederland. Hij werd, zoals bekend is, leermeester en vertrouwde van Maurits, die zijn wiskundige en techniese bekwaamheden zeer hoog schatte, hem benoemde tot ingenieur van de waterstaat en later tot kwartiermeester-generaal. Hij hield zich bezig met allerlei wetenschappelike onderzoekingen op het gebied der wiskunde, mechanika en wat daarmee verband houdt, en legde de resultaten van die onderzoekingen neer in een reeks geschriften. In 1586 verscheen zijn De Beghinselen der Weeghconst, De Weeghdaet en De Beghinselen des Waterwichts.Ga naar voetnoot1) In 1590 schreef Stevin Vita Politica, het Burgherlick Leven.Ga naar voetnoot2) In 1608 verscheen een groot werk in vier delen, n.l. ‘Wisconstige Gedachtenissen, Inhoudende t'ghene daer hem in gheoeffent heeft den doorluchtichsten Hoochgheboren Vorst ende Heere, Maurits, Prince van Oraengien, etc.’ (Leyden 1608). Het werk bevat vijf boeken, waarvan het eerste handelt over het ‘Weereltschrift,’ het tweede over de ‘Meetdaet,’ het derde over de ‘Deursichtighe,’ het vierde over de ‘Weeghconst’ (dit was in 1586 reeds afzonderlik uitgegeven) en het vijfde over | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Ghemengde Stoffen.’ In 1617 verschenen Castrametatio en Nieuwe maniere van sterctebou door spilsluysen.Ga naar voetnoot1) Toen Simon Stevin in 1620 stierf, lag er nog heel wat in portefeuille. Dit werd door zijn zoon Hendrick Stevin in 1649 uitgegeven, onder de verzameltitel: ‘Materiae Politicae, Burgherlicke Stoffen, vervanghende Ghedachtenissen der Oeffeninghen des Doorluchtichsten Prince Maurits van Orangie etc., beschreven deur Simon Stevin van Brugge, superintendent van zijne Finance, Quartiermeester Generaal van 't Leger, etc. En uyt sijn naegelate Handschriften by een gestelt door syn soon Hendrick Stevin, Heere van Alphen, etc.’ (Leyden, z.j.).Ga naar voetnoot2) Dit werk handelt over de bouw en de inrichting van steden, over ambtenaren en gezanten, over krijgsvolk en oorlog, over domeinen en vorstelike boekhouding.Ga naar voetnoot3)
De eigenaardige taalbeschouwing van Stevin kunnen we leren kennen uit zijn lofrede op de Nederlandse taal, die we in het begin van de Beghinselen der Weeghconst vinden onder de titel: ‘Simon Stevins Uytspraeck van de weerdicheyt der duytsche tael.’ Er gebeuren in de natuur geen wonderen, zo begint hij zijn betoog, maar van sommige verschijnselen kennen we de oorzaken niet, en die verschijnselen noemen we wonderen. Zo'n wonder nu heeft de natuur ook gewrocht, toen zij onze voorouders hun taal liet maken: wij kennen n.l. van dit kunstig werk de oorzaken niet. Een noodlottige verblindheid moet men het echter noemen, dat velen er geen oog voor hebben, hoezeer deze taal boven andere uitmunt. En waar de schrijver in deze taal de weegkunst wil behandelen, waarvan men de diepzinnige eigenschappen in een gebrekkige taal onmogelik weergeven kan, wil hij eerst over deze voortreffelike taal zelf iets in het midden brengen. Allereerst over haar oudheid. De ‘Duytschen’ - dat zijn dan hier de Germanen in het algemeen en de Nederlanders in het biezonder - zijn in overoude tijden een zeer machtig geslacht geweest. Door | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oorlogen, korruptie en soortgelijke oorzaken zijn ze echter in een staat van wildheid gekomen, en deze heeft geduurd tot de tijd van Julius Caesar. Toch is er in die wildheidsperiode nog iets van de oude grootmoedigheid, rechtvaardigheid en getrouwheid overgebleven, zoals ook Tacitus getuigt. Na de tijd van Caesar is er weer een langzame vooruitgang gekomen en zijn de Germanen meer en meer de beheersers van Europa geworden, die zij op dit - d.i. Stevins - ogenblik zijn. Deze bewering wordt als volgt bewezen. De Gallen - dat zijn de Fransen - waren oudtijds een machtig volk: zij hebben immers Griekenland, Italië en Spanje veroverd. Nu moeten deze Gallen òf vroeger Nederlands gesproken hebben òf deze taal altans hoog hebben geëerd, zoals zij nu het Latijn eren. Want Nederlands w wordt in het Frans gu uitgesproken, en deze gu is a.h.w. een gewestelike variatie van de w: vergelijk bijv. want (handschoen) en guant, wesp en guespe, (be)waren en guarder, enz. Na de zoeven genoemde staat van wildheid der Nederlanders kunnen de Fransen die woorden niet hebben overgenomen, want toen hadden ze alleen maar oog voor het Latijn. Tijdens die wildheid ook niet, want zo'n machtig volk neemt natuurlik geen taal over van wilden. Dus de overname moet gebeurd zijn vóór die periode, in een tijd, toen elk volk het oog op de Nederlanders had gericht. Daar komt nu nog bij, dat de Nederlandse taal zich vroeger nog veel verder uitstrekte. Want ook de Spanjaarden zijn òf Nederlanders geweest òf hebben hun taal naar de Nederlandse gevormd: vgl. guante, guardar. Zelfs in Azië hebben reizigers streken ontmoet, waar een soortgelijke taal als te Trier werd gesproken. Dit alles wordt sterk bevestigd door het kunstige der Nederlandse taal. Taal moet gedachte weergeven. Is nu de gedachte kort, dan moet ook de taal kort zijn. Dit kan het best, ‘duer ynckel saken met ynckel gheluyden te beteeckenen.’ Een tweede eisch van een goede taal is, dat ze ‘de t' saemvoughing bequamelick lijden’ moet. En eindelik moet er een overredende kracht in haar woorden zitten: ze moet ‘den Hoorders heftelick beweghen tot des sprekers voornemen.’ Om aan te tonen, dat het Nederlands aan de eerste eis voldoet, geeft de schrijver een lijst van 742 éénlettergrepige praesensvormen van werkwoorden in de eerste persoon enkelvoud tegen slechts 5 Latijnse en 45 Griekse. En de laatste zijn ook nog samengetrokken. Daarna een lijst van 1428 éénlettergrepige ‘namen, bijnamen, voorsettinghen, etc.’ tegen 158 Latijnse - doch deze zijn ‘tot de tsaemvoughing onbequaem’ - en 220 Griekse. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook hebben de Nederlanders het volmaakte getroffen in de namen der letters, ‘die sy al met eensilbighe gheluyden noemen, t'welck voorwaer d'uyterste volcommenheyt naerder is dan de contrari.’ In het Grieks en Hebreeuws zijn echter de meeste namen van letters lang. Wel is waar zijn ze ook in het Latijn kort, maar hierin hebben de Latijnen de Nederlanders nagevolgd. Niet omgekeerd, want de Latijnen hebben van nature neiging tot lengte: zij maken van angst anxietas, van kaas caseus, van beest bestia, enz. We zien, dat de schrijver hier terecht verband ziet tussen deze Nederlandse en Latijnse woorden, maar dit verband - zoals ook de Twespraeck doet - juist in averechtse zin opvat. Is, zo luidt nu de konklusie, het Nederlands volmaakter dan het Grieks en Latijn, dan is het zoveel te meer verheven boven Italiaans, Spaans en Frans, die ver beneden de klassieke talen staan. Ook aan de tweede eis voldoet het Nederlands in biezondere mate. De samenstelling is van veel belang, ‘overmidts der dinghen namen daerduer oock haer corte bepalinghen sijn.’ De kunst van samenstelling verstaat het Grieks beter dan de andere talen, doch het Nederlands overtreft het Grieks hierin weer ver. In die taal kan men, om een sterk voorbeeld te nemen, zelfs water en vuur verbinden: als men spreekt van watervuren naast turfvuren e.d., dan verstaat men dit woord, ook al hoort men het voor het eerst. Het laatste deel van de samenstelling voelt men onmiddellik als het hoofdwoord, het eerste als een bijbepaling, zoodat men duidelik onderscheidt bijv. putwater en waterput. Dat de Nederlandse taal geschikt is om ‘de consten te leeren,’ toont de auteur met eigen voorbeeld aan, door in die taal de weeghconst te beschrijven. Immers, daarin komen termen voor, die men in geen andere taal kan maken. Eindelik bezit het Nederlands een grote overredingskracht. Het gevaar is hieraan verbonden, dat door die kracht de schare licht tot oproer kan worden gebracht. Het is daarom te wensen, dat alleen zulke redenaars optreden, die dit machtig wapen hanteren in het belang van het land. Tegenstanders zullen zeggen, zo besluit de schrijver, dat de Nederlandse taal zoo moeielik is te leren. Maar is dat dan een teken van haar minderwaardigheid? Immers juist het tegendeel!
Later, in de Wisconstige Gedachtenissen (1608), komt Stevin nog eens op zijn geliefd onderwerp terug. En wel in verband met zijn betoog, dat er in oude tijden een periode moet geweest zijn, waarin | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de mensheid het zeer ver in allerlei wetenschap had gebracht, en dat die kennis later weer voor 't grootste deel verloren gegaan is. Hij noemt die periode de ‘wijsentijt,’ de tijd der wijzen. Tans moeten we trachten, die tijd terug te krijgen. Daartoe is nodig het gebruik der eigen taal, die zelfs boven het Grieks uitmunt in geschiktheid om er de wiskunde in te beschrijven, en die ook een produkt uit de ‘wijsentijt’ is. Haar voortreffelikheid zit vooral in de kortheid. Haar meersilbige woorden zijn òf eigennamen van mensen, plaatsen, enz. òf door onwetendheid ontstaan: in plaats van op z'n Noordhollands te zeggen vaer, moer, sus, broer, heet het nu vaak vader, moeder, suster, broeder, terwijl sommigen daar nog een e aanhangen: vadere, enz. Een aardig staaltje van de etymologie van Stevin is het volgende: ‘Mettet woort steerooghen, verstaen wij als kennelick is, seer ernstelick sien, of de ooghen erghens op seer vlietelick slaen, maer onder alle dinghen daermen d'ooghen vlietick op slaen moet, om te sien t'ghene men begheert, soo en weet ick gheen daert noodigher valt dan op de sterren, alsmense by daghe sien wil, de son boven den sichteinder wesende, want soomender niet gheduerich op en blijft siende, of bequamen tuych te hulp en neemt, t'ghesicht eens daer afghekeert sijnde, t'can licht ghebeuren datmense voor datmael niet weder int ghesicht en crijcht, ghelijck ick metter daet bevonden heb. Nu dan deur het sien, of het ooghen op de sterren, d'alder scherpste en ernstichste ooghing ghebeurende die ons te vooren comt, soo is het woort steerooghen met goede reden daer uyt ghetrocken. En vervolghens soude daer uyt moghen besloten worden, dat de Duytschen eertijts dapper sterooghers gheweest hebben.’ Al is deze laatste konklusie getrokken uit een fantastiese woordverklaring, ze versterkt toch even de gedachte, dat het - bij de onzekerheid van vele etymologieën - altijd een gevaarlik werkje blijft, tot de oude kultuur van de dingen te besluiten, enkel afgaand op woorden, zonder dat naast de ‘Wörter’ kennis van de ‘Sachen’ komt. Ten slotte stelt de schrijver nog de vraag, waar het beste Nederlands wordt gesproken. En hij geeft als zijn mening te kennen - waaruit wij het overwicht van het Noorden vernemen - dat nergens de éénsilbigheid zó volkomen en de taal zó zuiver is als in Noord-Holland. Bedroevend is het, dat de Noord-Hollanders vaak hun eigen taal plat noemen en anderen, die door de handel bij hen zijn komen wonen, gaan navolgen. Hiermee wordt blijkbaar gedoeld op de invloed van het Brabants. De schrijver berust dan in het onvermijdelike: ‘Doch alsoot met gheen ghewelt te beletten en is, men moetet sijn loop laten hebben.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze hoge gedachte van de ‘weerdicheyt der duytsche tael’ vindt in de werken van Stevin over wiskunde en daaraan verwante vakken haar praktiese toepassing. Alleen in het geschrift over het boekhouden kan hij, om redenen aan de praktijk ontleend, de vreemde termen niet missen. Maar in zijn andere werken bedient hij zich uitsluitend van Nederlandse woorden. Daar hij hierdoor genoodzaakt is, tal van nieuwe Nederlandse woorden zelf te maken, en de mogelikheid dus bestaat, dat men die onjuist zou opvatten, schrijft hij voor zijn geleerde lezers in margine de Latijnse termen. Ook minder gebruikelike Nederlandse woorden verklaart hij door hun Latijns aequivalent. In het Burgherlick Leven, in een voorwoord aan de ‘Goedwillighe Leser,’ betreurt hij het, dat de stand van zaken zo is, maar hij moet rekenen met de werkelikheid: ‘wij sullen ons ghevoughen nae 't gheval des teghenwoordigen tijds, stellende inde canten der volghende bladeren, neven sommighe goedt Duytsche woorden, haer ergher ghewonelicke Grieksche endt Latijnsche.’
Om een indruk te geven van deze puristiese werkzaamheid van Stevin en de invloed daarvan op onze taal, laat ik hieronder een aantal van deze in margine verklaarde woorden volgen. De lijst is niet volledig, maar bevat wel de grote meerderheid der bedoelde woorden, die voorkomen in de hierboven genoemde werken. Bij de indeling ga ik uit van de volgende gedachten: 1. Als Stevin een Nederlands woord in de rand verklaart door een vreemd, dan beschouwt hij het vreemde als het meest gangbare. Zijn puristies streven is, juist het omgekeerde tot stand te brengen. 2. De Nederlandse woorden, die hij in de tekst gebruikt ter vervanging van de meer gangbare barbarismen, zijn òf bestaande woorden òf door hem gemaakte neologismen. 3. De woorden, die ook bij Kiliaen voorkomen, beschouw ik als bestaande Nederlandse woorden, de andere als nieuwvormingen van Stevin. Om scherp begrensde resultaten te krijgen, zou een veel vollediger onderzoek nodig zijn. Doch evenmin als het materiaal is de bewerking er van volledig: dit artikel als inleidend onderzoek bedoelt slechts een algemene indruk van Stevins purisme te geven. Voor de nawerking vergelijk ik met Lod. Meyer's Woordenschat (De tiende druk, Alom veel vermeerdert en verbetert; Amst. 1745). We krijgen dus twee groepen van woorden: A. de reeds bestaande Nederlandse woorden; B. de nieuwvormingen van Stevin. Bij beide groepen kunnen we de volgende vragen stellen: 1. Welke door Stevin gebruikte woorden zijn ook nu nog in onze taal gangbaar? 2. Voor | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
welke gebruiken wij nu een ander Nederlands woord? 3. Voor welke gebruiken wij nu nog steeds het vreemde woord? Om de invloed van Stevins purisme op onze taal na te gaan, en zo meteen een kijk te krijgen op de invloed van het purisme in het algemeen, dient men deze vragen in onderling verband te beantwoorden. Voor een groot deel bestaan de woorden uit wiskundige termen. Minder groot is het aantal techniese termen, die behoren tot de sterrekunde, de bouwkunde en de krijgskunde of vestingbouwkunde. Terwijl een aanzienlik aantal woorden thuis behoort op het gebied van het burgerlik en wetenschappelik leven. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Nederlandse woorden uit dit lijstje komen gelijkelik voor in Kiliaen, Stevin, Meyer en het tegenwoordig taalgebruik. Behalve enkele er van, die Meyer niet noemt. Op een enkele uitzondering na zijn het tans algemeen bekende en gebruikelike woorden. Bekijken we ze in hun verhouding tot het vreemde woord, dan blijkt dat in de meeste gevallen dit laatste ook nu nog zeer gebruikelik is. Dit geldt vooral van de niet techniese, meer algemene woorden. In de tijd van Stevin waren ze algemeen ingeburgerd en ze zijn het nog. Terwijl de korresponderende Nederlandse woorden tijdens Stevin niet zo algemeen bekend waren als ze het nu zijn. Deze zijn dus in rang gestegen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En onder de faktoren, die deze stijging veroorzaakt hebben, reken ik mede de invloed, die van Stevins arbeid is uitgegaan. In enige gevallen bemerken we, dat het Nederlandse woord de strijd beslist gewonnen heeft. Dit geldt vooral van de wiskundige termen als bewijs, middellijn, delen, deling, wortel, aftrekken, vlak, driehoek, rest en som. We zullen deze twee laatste evenals Stevin, in vergelijking met reliquum en summa, nu ook maar Nederlands noemen. De vreemde termen voor deze begrippen kunnen in Stevins tijd niet zo algemeen geweest zijn: het waren toen meer vaktermen. In onze tijd zijn deze begrippen door de grote uitbreiding, die het onderwijs in de loop der tijden heeft gekregen, veel meer algemeen bekend geworden. En die bekendheid hebben ze zich verworven onder hun inheemse namen. We kunnen dan ook wel zeggen, dat de school deze Nederlandse woorden er bovenop heeft gebracht. En hierbij kan dan ook aan meer positieve invloed van Stevin als wiskundige gedacht worden.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij deze woorden bemerken we enig verschil tusschen het moderne woord en dat van Stevin. In sommige gevallen is dat verschil heel gering en hebben we eigenlik met hetzelfde woord te doen. Daarnaast staan echter voorbeelden, dat het tans gebruikelike woord een ander is dan het door Stevin gekozene. Interessant is het, soms bij Meyer de overgang te zien van het oude Nederlandse woord op het nieuwe, waar hij ze n.l. alle twee geeft.
Ten slotte vinden we bij Kiliaen en Stevin ook Nederlandse | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woorden, waar wij tans de vreemde gebruiken. Ziehier enige voorbeelden:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B.De tot dusver genoemde voorbeelden gaven woorden uit Stevins geschriften, die ook bij Kiliaen voorkomen. Doch we vinden bij Stevin ook een groot aantal, die Kiliaen niet geeft. En die worden hier beschouwd als nieuwvormingen van Stevin, al zou nader onderzoek wellicht uitmaken, dat dit niet van alle geldt. Ik geef hieronder ook van deze woorden een aantal voorbeelden, en deel ze op dezelfde wijze in als de vorige: eerst die nieuwvormingen van Stevin, die nu de algemeen gebruikte woorden zijn (I); dan die, waarvan het tegenwoordige Nederlandse woord minder of meer verschilt (II); en eindelik die, welke blijkbaar nooit ingang bij ons gevonden hebben, doordat het vreemde woord tot op heden het veld behield (III). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wat een bonte verzameling van woorden! We zien er uit, hoezeer Stevin zijn best gedaan heeft, onze taal met Nederlandse woorden te verrijken. En ook, in hoever hem dit gelukt is. Een aantal Nederlandse vaktermen, vooral wiskundige, hebben we ongetwijfeld aan Stevin te danken. Zijn arbeid in dit opzicht behoort echter niet tot het puristies bedrijf in engere zin. We hebben hier meer te doen met het vormen van nieuwe woorden op een gelukkig tijdstip, n.l terwijl de behoefte aan die woorden groter wordt. Door de vooruitgang van wetenschap en onderwijs, in en na Stevins tijd, kwamen deze termen, tot dusver beperkt tot een kleine kring, tot meer algemeen gebruik. Dat ze op het rechte oogenblik een inheems | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pakje aankregen, kunnen we als een gelukkige omstandigheid beschouwen. De vaktermen, die ook na Stevin beperkt bleven tot kleinere techniese kringen, hebben veelal het vreemde gewaad behouden. Met Stevins puristiese aktie in engere zin bedoel ik zijn strijd tegen allerlei reeds ingeburgerde vreemde woorden. Stevin ziet ze alle met gelijke ogen aan: voor hem is een vreemd woord per se een minderwaardige indringer. Derhalve - weg er mee. Alleen Nederlandse woorden zijn goed. Zijn wiskundige logika is streng en werkt ook in zijn taalbehandeling langs rechte lijnen; doch deze handelwijze is methodologies en psychologies naief. Stevin maakt geen onderscheid tussen een vreemd woord en een vreemd woord, maar behandelt ze alle op dezelfde wijze. Dit is de eeuwige fout van het purisme. Het let niet op de funktie, die het vreemde woord in de taal heeft. En daarom heeft het purisme principiëel ongelijk. In de praktijk is het dan ook met onvruchtbaarheid geslagen. Zo heeft ook Stevin vruchteloos gevochten tegen veel barbarismen, die reeds geheel ingeburgerd waren. Dat hij niet steeds het Latijnse, maar ook wel het Franse woord geeft, is in dit verband van betekenis. Het inheemse woord zal het alleen dan van een barbarisme kunnen winnen, als het in een gunstige konditie daartoe verkeert. Als n.l. het vreemde woord nog niet algemeen is doorgedrongen. Als het eigen woord positieve steun geniet, bijv. die van een invloedrijke persoonlikheid. Of als het de naam is voor een nieuw begrip. In zulke gevallen kan het eigen woord een barbarisme vóór-komen en vóór-blijven. En het verdient dan ook zeer zeker de voorkeur. Deze verdienstelike zijde van algemeen-puristiese aktie kunnen we, zoals we zagen, ook nagaan bij Simon Stevin.
Baarn. K.W. de Groot. |
|