De Nieuwe Taalgids. Jaargang 13
(1919)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHoefklinker.In Gorter's Verzen (bl. 30) lezen we: Groene ruiters gaan in draf,
rappe hoefklinkers hoogten af,
avondhoogten.
Duidelijk is 't, dat met die ‘hoefklinkers’ paarden bedoeld zijn. Het is niet onwaarschijnlijk, dat Gorter hier het Vergiliaansche woord sonipes (= klinkvoet) uit de Aenëis (IV, 135) voor den geest heeft gezweefd, een dichterlijke, zeer passende naam voor het dier, waarvan dezelfde dichter (Aen. VIII, 596) in een om zijn teekenend rythme (een reeks dactylen om de galop in 3 tempo's aan te geven) bekend geworden regel zegt, dat ‘zijn hoef met viervoet-geluid den mullen grond beukt’.Ga naar voetnoot1) Gorter's woord hoefklinker is niet mooi, het is een hapax eirèmenon (d.i. slechts éénmaal gebruikt woord) gebleven; het Nederl. Woordenboek geeft 't niet op. ‘Klepper’, dat zeer goed voor vertaling van sonipes kan doorgaan (= maker van een klappend geluid) en dat o.a. door Vondel in zijn Vergiliusvertaling (zoowel in de proza- als in de rijmvertaling) gebezigd wordt, is veel mooier en dit woord heeft althans in de dichtertaal burgerrecht verkregen. G.A. Nauta. |
|