Naar aanleiding van N. Tlg. 12, 171
zij aangehaald De Bo, Westvlaamsch Idioticon1 (De Bo2 staat mij niet ter beschikking) 2, 1347, '8: Te Brugge zegt men altijd hij, hem, sprekende van een onbezield voorwerp dat vrouwelijk is, en zij, haar, sprekende van een voorwerp dat mannelijk is; b.v. De stove is uit: ontsteek hem. De strate is vuil, vaag hem. Eene schoone horlogie, maar hij gaat niet wel. Breng mijnen hoed: zij ligt daar op den stoel. Die muur dreigt te vallen: ge moet ze ondersteunen. - Dit vindt men ook bij Brugsche schrijvers:
Den naem van Jesus is so soet
Er volgt nog iets uit Ed. de Dene wat ik niet geheel begrijp.
Groningen.
W. de Vries.