| |
| |
| |
Uit de tijdschriften.
(Mei - Junie).
De Gids. Junie.
Carel Scharten wijdt zijn Overzicht der Nederlandsche letteren aan een viertal prozaïsten: Joh. de Meester (De kindsheid van Harlekijntje, Gedenk te leven), Jac. van Looy (Jaapje), Felix Timmermans (Het Kindeken Jezus in Vlaanderen) en Ina Boudier-Bakker (Het Spiegeltje). Hij hoort in al deze werken een nieuw geluid en kiest als opschrift De Meester's motto: ‘De vensters open!’ ‘Verschillende onzer vooraanstaande romanciers schijnen de romankunst te willen overreiken aan den nieuwen tijd.’
| |
De Beweging. Mei.
P.N. van Eyck beoordeelt in de rubriek Lezing en Herdenking het boek van Felix Timmermans: Het Kindeken Jezus in Vlaanderen. Hij heeft van deze auteur minder verwachting dan de meeste beoordelaars. Timmermans blijft ‘een prozaschrijver van tafreelen, fragmenten, korte stemmingsbeschrijvingen.’ -‘Hij is nog zeer een kunstenaar van het beeldende, door moeilijk ontleedbare associaties werkende “woord”; ook zijn proza mist de structuur die gemeenlijk den minnaar van “het woord” ontzegd blijft. Ik denk mij liever de kunst waarin de structuur van het werk reeds de symbolische uitdrukking van zijn wezen en dat van zijn schepper is. Juist de kunst die zingt door de stem van dat diepste gemoedsleven, waar Timmermans in zijn vlottende gevoeligheid niet aan toekomt. Waaraan hij nochtans toekomen moest om de nieuwe figuur te zijn die wij met blijdschap begroeten zouden.’
| |
De Nieuwe Gids. Mei.
Herman Poort geeft het eerste gedeelte van een novellisties ingeklede levensbeschrijving van Gerbrand Adriaenszn. Bredero. - J. Reddingius bespreekt de nagelaten verzen van Marie Boddaert: Naar lichte hoogten.
| |
Junie.
H. Poort besluit zijn artikel over Gerbrand Adriaenszn. Bredero.
| |
Groot-Nederland. Mei.
Frans Coenen bespreekt in de rubriek
| |
| |
Literatuur de roman In de Maalstroom der Onbewustheid van J. Eilkema de Roo.
| |
Junie.
H. Wolf prijst in een artikeltje Iets over de Faustvertaling van C.S. Adama van Scheltema deze vertaling als een ‘echt-dichterlijke bewerking.’
| |
Vragen des tijds. Mei.
G. Kalff vond in het nieuwe werk van J. Aleida Nijland aanleiding tot een artikel Een gedenkteeken voor Bellamy. Hij prijst ‘de onverflauwde toewijding’ van de schrijfster, maar treedt als ‘des duivels advocaat’ op, wanneer hij haar verwijt door ‘onverzadelijke belangstelling’ ‘te veel van het goede’ gegeven te hebben: ‘de liefde tot haar voorwerp heeft haar critischen blik eenigermate beneveld.’ Maar ‘alles samengenomen, is hier dan toch een wetenschappelijk werk geleverd, dat ons een beeld geeft van achttiend'-eeuwsch leven, zooals wij er te onzent weinig andere kunnen aanwijzen.’ Daarna geeft de beoordelaar in enkele bladzijden een karakteristiek van Bellamy, zoals hij uit dit werk naar voren komt.
| |
Vragen van den dag. Mei.
J. Wolthuis vervolgt zijn artikel Amsterdamsche woorden met de rubriek ‘Huishoudelijke woorden’, ‘Beroepen en bedrijven’, ‘Volksvermaken’, ‘Armoede, drinken, vechten, politie, gevangenis.’ - A.W.M. Odé schrijft onder het opschrift Ons moedertaalonderwijs met grote ingenomenheid over Van Ginneken's
Leergang. De Roman van een kleuter noemt hij een heerlijk boek over het kind, maar niet een boek voor het kind. Deel III ‘is als schoolboek oneindig beter te gebruiken dan Deel I.’
| |
Junie.
J. Berg maakt Opmerkingen over het vertalen in het algemeen en in het bijzonder uit het Italiaansch.
| |
Elseviers Maandschrift. Mei.
H. Robbers behandelt in zijn Boekbespreking een viertal boeken van L. Couperus, wiens ‘soepel talent heeft bewezen staal te bevatten’, en die ‘ondanks verguizing en ophemeling’ zijn eigen weg ging.
| |
Junie.
Hendr. C. Diferee schrijft een geïllustreerd artikel Over de opvoeding en de reien van den Gysbreght van Aemstel. In het biezonder bespreekt hij de reien die, naar hij aantoont, op bekende wijzen gezongen werd. Van ‘O Kersnacht’ is, uit een oud liedboekje, de melodie hier afgedrukt. - Onder het opschrift Nogmaals Litteratuur en Onderwijs vestigt H. Robbers de aandacht op de Cambridge Essays on Education (1917), waarin vooral The training of the Imagination hem trof.
| |
| |
| |
De Beiaard. Mei.
W. van Koeverden beoordeelt de Lucifer- uitgave van B.H. Molkenboer. Hij acht de nieuwe inleiding een aanwinst, maar de tekst ‘minder gelukkig’, omdat de uitgever niet getrouw de eerste editie volgde, maar ‘een poespasje van verschillende uitgaven’ gaf.
| |
Junie.
M.A.P.C. Poelhekke wijdt een artikel aan de Javaans-Nederlandse dichter Noto Soeroto, die hij bewondert om ‘zijn twee mooie karaktereigenschappen: waarheid en eenvoud.’
| |
Van onzen tijd. No. 27.
M.A.P.C. Poelhekke schrijft Over het verzamelen en uitgeven van sagen, naar aanleiding van Jozef Cohen's
Nederlandsche Sagen en Legenden. In het werk van deze verzamelaar keurt hij af dat de naieve sagenstof gemengd wordt met ‘dekadente precieusigheid’ van de verteller. Zonder eenvoud en oprechtheid is de levende volkssage niet weer te geven.
| |
No. 28.
Maria Viola prijst Streuvels' vertaling van de Vlaamsche Vertelsels, door Charles de Coster in het Frans geschreven.
| |
No. 33-35.
Bernard Verhoeven verzamelde wat hij aantekende uit het hedendaagse Soldatenjargon, in een aantal rubrieken gerangschikt.
| |
Tijdschrift voor Ned. taal- en letterk. XXXVII, afl. 3.
R.C. Boer publiceert een zeer uitvoerige studie over Syncope en Consonantengeminatie. - J.A.N. Knuttel begint een reeks Brederodiana: eerst geeft hij een reeks aantekeningen bij de Spaansche Brabander; daarna vergelijkt hij het Moortje met de Eunuchus, en stelt vast dat Bredero een getrouw, hoewel vrij vertaler is. Blijkbaar ‘heeft hij sommige fragmenten eerst achteraf in het voltooide stuk ingelascht.’ Eén uitbreiding vooral is opmerkelik, omdat Bredero daarin ‘iets van zijn eigen liefdeservaringen verwerkt heeft’, evenals in de Stomme Ridder, waarin de schr. die stukken aanwijst, die z.i. van jonger datum zijn. - J.W. Muller verklaart dollaert als ‘poel, moeras.’ - R. Foncke deelt een paar plaatsen mee voor de uitdrukking de simme jagen, d.i. ketelmuziek maken.
| |
Tijdschrift voor Taal en Letteren. Afl. 2.
Gerl. Royen vervolgt zijn artikel over Kontaminatie, waarin veel aardig materiaal bijeengebracht is. - H. Linnebank behandelt allerlei Versprekingen, met voorbeelden uit zijn onderwijspraktijk. - H.H. Knippenberg geeft Drie Limburgsche Kinderrijmpjes over St. Maarten. - L.C. Michels schrijft, naar aanleiding van een onlangs verschenen aflevering, over het Woordenboek der Nederlandsche taal.
C.d.V.
|
|