Naschrift.
Inderdaad, het kan niet vaak genoeg herhaald worden: bij de taalstudie van de onderwijzer blijft men onvermoeid stro dorsen! Zijn opleiding geeft geen waarborg dat hij voldoende verstand van taal, voldoende belangstelling in taal heeft, om levend en opvoedend onderwijs te geven. Hoe meer de ergernis over dit feit aangroeit, juist in de kringen van de opleiders, hoe groter de kans op verbetering. De voorstellen, in het bovenstaand artikel toegelicht, brengen ons in de goede richting. Daarom plaatsen wij het met instemming. Toch willen wij één bezwaar niet verzwijgen: bij de pogingen tot verbetering moet men niet alleen heil zoeken in uitstoting of beperking van het overbodige, maar onmiddellik ook bedacht zijn op aanvulling van het onmisbare. In het tweede gedeelte van mijn artikel De taalstudie van de onderwijzer, (De Nieuwe Taalgids, VI), trachtte ik in grote trekken een program te ontwikkelen. Aan de mannen van de praktijk zij het overgelaten, dit in praktiese, dadelik invoerbare voorstellen te belichamen. Het feit dat de daarbij nodige handboeken vooreerst ontbreken, mag geen beletsel zijn. Als de behoefte uitgesproken is en erkend wordt, zullen ze niet lang op zich laten wachten. Naar mijn stellige overtuiging zal de nieuwe Leergang van Dr. Jac. van Ginneken een kostbare aanwinst blijken te zijn, juist voor de toekomstige onderwijzer. Studie van de taal in het opgroeiende individu, studie van de levende volkstaal die hem weldra in dorp of stad, in huis en school zal omringen, wat is beter geschikt om hem die levendige belangstelling te geven in taalverschijnselen, die de ware bron van alle echte studie is.
Als de opleider inziet, hoeveel er nog ontbreekt, en hoeveel tijd een degelike taalstudie zal kosten, dan ben ik overtuigd dat hij een ‘beknopte geschiedenis’ van de letterkunde als afzonderlik programmapunt niet zal verlangen. Bovendien loopt men groot gevaar dat dit op het examen weer in het afvragen van ‘weetjes’ zal ontaarden. Iets geheel anders is het, dat men met aanstaande onderwijzers een Letterkundig leesboek grondig leest, ook om door studie van andere taal, uit vroegere tijdperken, zijn gezichtskring te verruimen. Zulke lektuur biedt een grondslag voor een historiese beschouwing van de spraakkunst - zonder overbodige geleerdheid als gotiese paradigma's! - die de spraakkunststudie boven het van-buiten-leren verheft en tot zuiverder waardering in staat stelt.
C.d.V.