De Nieuwe Taalgids. Jaargang 11
(1917)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKroniek en kritiek.Taalopgaven voor twaalfjarigen.Als afschrikwekkend voorbeeld vermelden we hier de schriftelike opgaven die bij het toelatingsexamen voor het stedelik gymnasium te Utrecht - anno 1917! - aan de kandidaten werden voorgelegd. I. Eerst de welbekende gedachteloos bedreven sport van de ‘omzetting’ van lijdende en bedrijvende vorm. 1o. ‘Men had den Prins hoffelijk ontvangen, hem een geschenk van ƒ 30.000 aangeboden en er was besloten goed en bloed te wagen voor Zijne Hoogheid.’ De goed gedresseerde leerling maakt daar dadelik van: De Prins werd..., er werd hem... en men had besloten... Dat beide zinnen treurig fabriekswerk zijn zal ieder voelen, maar wat nood! Het is immers taal-oefening. Dan gaat de omzetting even vlot als het veranderen van + in - bij een algebraïese formule, en waarom zou dat in taal niet even goed mogelik zijn als in de algebra! 2o. Nadat hij beleefd was uitgelaten en naar huis gegaan, sloot men de voordeur en wapende de bedienden. Dit kon een ‘heuse’ zin zijn. Maar bij omzetting wordt hij op een onmogelike wijze uit zijn verband gerukt, omdat dan èn in de hoofdzin èn in de bijzin samentrekking onmogelik is: Nadat men hem had uitgelaten en hij naar huis was gegaan, werd... en werden... | |
[pagina 253]
| |
Nu zal men zeggen: is het dan zo erg, voor een enkele keer onmogelik gestileerde zinnen te laten opschrijven: het is maar geestesgymnastiek. Wij antwoorden: het gevolg is dat de opleidingscholen tot deze voltrekt niet onschuldige sport gedwongen worden, en er uur aan uur mee bezig zijn. Zo kweekt men schrijvers die later om zich sierliker en ongemener uit te drukken, in plaats van ‘Het gezelschap reed in een auto weg’ neerschrijven: ‘Er werd in een auto weggereden.’ Soortgelijke ‘oefeningen’ keuren wij niet af als te moeielik, maar als taalbedervend. II. Tien adjektieven, om daarvan het ‘tegengestelde’ te noemen: een wraakzuchtig man, een tengere gestalte, een afschrikwekkend voorbeeld, een weerspannig leerling, een weerloos volk, een ziekelik gestel, een onbeduidend man, een beperkt inkomen, een schadelijke invloed, een schandelijke dood. Is hierbij rekening gehouden met wat binnen de kindersfeer en de kindergedachte valt? Om woorden als vergevensgezind, fors, navolgenswaard, meegaande e.d. te vinden is vrijwat belezenheid nodig. III. Een achttal werkwoordvormen te maken, waaronder: gij zaagt, gij zuchttet, gemoogd. Het herkennen en begrijpen van vormen als zuchttet - waar heeft het kind die buiten zijn taalboekjes gezien? - is heel wat anders dan het vroegtijdig leren vormen. Het laatste is o.i. af te keuren. IV. Dertien De Vries en Te Winkeliana, met de bekende duizeligmakende lettertjes: zijn ‘dorst lesschschen,’ ‘eene fletschssche kleur, droooge sloooten.’ Het begint met: een norssch man, iemand norssch aanzien. Wij maken ons sterk dat van de tien volwassenen (doctoren en professoren inkluis) er acht zullen zijn die in het laatste geval s invullen. V. Wijs den hoofdzin aan in: 1o. Wat heb ik u toch gedaan, dat ge zoo boos op me zijt? 2o. Wat ge mij gedaan hebt, zal ik u eens vertellen. 3o. Waar ik ook ging, overal zijt ge mij gevolgd. 4o. Dit vond ik erg hinderlijk en daarom ben ik boos op u geworden. De eerste zin, met zijn lastige kontaminatie, is een heerlik kluifje voor de hoofdakte-examens, maar een kind dat dadelik de hoofdgedachte herkent in het tweede gedeelte (Waarom ben je zo boos?) zal dit begrijpelikerwijs de hoofdzin noemen, temeer | |
[pagina 254]
| |
omdat de tweede zin wel wat op de eerste lijkt. De vierde zin, met zijn twee hoofdzinnen, is een valstrik: er is immers gevraagd naar ‘de’ hoofdzin. VI. Schrijf in den vereischten vorm: 1o. Die (M.E.) men iets belooftd, die moet men het geven. 2o. D - geen -, welke - tot het geschenk hebben bijgedragen, zullen worden uitgenoodigd, om de aanbieding daarvan bij te wonen. 3o. Daar het mij niet mogelijk was, op tijd daar te zijn, waar 't feest werd gevierd, laat (v.t.t.) ik mij vertegenwoordigen. Van de kursief gedrukte woorden moest de woordsoort genoemd worden. Bij deze opgave is kommentaar overbodig. Ieder vakman ziet dat de portie ‘grammatica’, die doorgewerkt moet zijn om de opgave zonder fouten te maken, niet zoveel verschilt van wat een onderwijzer daarvan leert, behalve dat een onderwijzer nog knapper is en allerlei onderverdelingen. Het zou mij niet verwonderen als de leraar dit schriftelik werk voldoende achtte, al was de helft fout. Maar kan een zachte beoordeling deze verkeerde opgaven redden? M.i. stellig niet. Zulke eisen oefenen een ongeoorloofde druk op het Lager Onderwijs. Sinds jaren wordt er in de opleidingscholen bijna uitsluitend gedresseerd op spelling en zinsontleding. Voor oefening in het schrijven (d.w.z. opstellen) blijft geen tijd over. De betere onderwijzers, die een andere kant uit willen sturen, klagen, maar voelen zich machteloos tegenover een instelling die eenvoudig eisen stelt, zonder zich om de opleidingschool te bekommeren. De konservatieve en ouderwets-gevormde onderwijzers worden versterkt in hun sleur. Als het gymnasium dat alles even gewichtig vindt als vroeger hun normaalschool-leraar, dan zal het toch wel inderdaad het belangrijkste van het ‘vak’ taal zijn! Zij gaan er een eer in stellen, leerlingen af te leveren die kranen zijn in ‘zinsontleding’. De ouders en autoriteiten beoordelen de school maar al te vaak naar het ‘sukses’ bij de toelatingsexamens. Zo is het mogelik dat een dergelijke misstand jarenlang geduld wordt, tot schade van het onderwijs. Hoe lang nog? Een dokument als het hierboven afgedrukte is op zich zelf een welsprekend pleidooi voor de noodzakelikheid van ingrijpende hervorming, èn op menig gymnasium, èn op de lagere school. Maar daartoe is allereerst nodig dat de geesten wakker worden. Tegen een krachtig en overtuigd verzet is het innerlik voos geworden konservatisme niet meer bestand. D.d.V. | |
[pagina 255]
| |
Een grief tegen behoudzucht op de lagere school.In het bovenstaande kwam duidelik uit, hoe het lager onderwijs, onder de druk van het toelatingsexamen voor H.B.S. en Gymnasium, tegen wil en dank in konservatieve richting gedreven kan worden. Maar er zijn ook rechtmatige grieven van de andere zijde: ook waar het lager onderwijs, vrij van druk, zich in nieuwe richting zou kunnen ontwikkelen, blijft de sleur gehandhaafd. De heer S.M. Noach, leraar aan de H.B.S. te Heerenveen klaagt daarover in School en Leven (16 Aug.). Wij veroorloven ons, het volgende gedeelte daarvan over te nemen: Ik heb nu enige jaren achtereen bij het admissie-examen voor de H.B.S. materiaal verzameld, waaruit blijkt, dat archaïstiese vormen en schrijftaaldeftighedens op sommige scholen nog met zekere voorliefde worden gekoesterd en gekweekt. Materiaal, ontleend aan opstelletjes over een gegeven eenvoudig verhaaltje.Ga naar voetnoot1) Van de vrijheid, om op het gegeven thema te fantaseren, wordt bijna nooit gebruik gemaakt, maar wel herinnert me de reproductie van menig dertienjarig stilist aan dat privatissimum der toekomst.Ga naar voetnoot2) ‘Ben je nou weer helemaal beter? Hoe zou men dat in de 19e eeuw ook weer geschreven hebben?’ vraagt professor, en een kraan onder de studenten antwoordt vlot: ‘Zijt gij thans weder geheel en al hersteld?’ een antwoord, des te kraniger, omdat hier geen woord onveranderd is gebleven. Welnu, op dergelike metamorfoseringen schijnen sommige candidaatjes meesterlik getraind. Een paar voorbeelden uit vele: Dingen die de boeren vreemd vonden wordt in de nieuwe zetting: dingen, die de(n) dorpsbewoners bovennatuurlik schenen, met de datiefs-n netjes tussen haakjes, ten teken van geslaagde naamvaldressuur. En je zult er nooit meer last van hebben wordt: en ge zult nimmer weder in ongelegenheid geraken. Een doos die hij de boerin overreikte: een doos, welke hij de(r) boerin overhandigde. Domme lui, die nog aan heksen en spoken | |
[pagina 256]
| |
geloofden: onontwikkelde lieden, welke..... Bij St. Bureaucratius! Diergelijke(n) ontwikkelde(n) jongelieden, welke thans alreeds over dusdanig een'(en) gekuischten stijl vermogen te beschikken, zou(de) ik geneigd zijn te veronderstellen, staat gewisselijk te goeder ure de weg open naar een onzer regeeringsbureaux en derzelver Van der Palm-achtige welschrijvendheid. Welk een taalpsychologie ligt ten grondslag aan een onderwijs, dat zich bij voorkeur vastklemt aan het kweken van allerlei archaïsmen, zoals afgestorven genitieven, datieven en andere buigingsvormen? (hij volgde den raad des dokters op; de tuinen des kaliefs; de opzichter des kaliefs paleizen; de verbazing des vorsten; maar ook: naar 's vorstens paleis; en: het blaffen eener hond; op den rug der ezel; een klein deel der grond; de opzichter der khalief; den weduwe. Men ziet: de wrekende Nemesis is steeds nabij. - Principiëlen: Gij legdet eenen zak; zijnen ezel; haren grond, gedurende den afgeloopenen nacht. Maar ook bescheiden hervormingsgezinden: de(r), eene(r) arme vrouw het stuk grond te ontnemen; op een' ezel: met opportunistiese haakjes en apostrophe. Het is dezelfde taalpsychologie, die het aanzijn schenkt aan misgeboorten als die onkinderlike, maar wat spelling betreft wanhopig feilloze briefjes van kinderen, die een paar jaar tevoren in hun ‘correspondentie’ nog zo ongekunsteld en aardig wisten te babbelen over alles en nog wat. En de ideale grammatica dezer taalpsychologen moet wat inrichting en ouderdom betreft, overeenkomst vertonen met de onbedoeld-vermakelike van die leergrage Ier, die zich zo succesvol op het Nederlands toelegdeGa naar voetnoot1) en het pronomen gij niet uitsprak zonder er haastig lieden bij te voegen, met een mysterieuse geste zijner handen, die de haakjes zijner grammatica om dat woord beduidde. |
|