De Nieuwe Taalgids. Jaargang 11
(1917)– [tijdschrift] Nieuwe Taalgids, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Franse lektuur in Nederland in het begin van de 18e eeuw.Daniël Mornet heeft eens nagegaan welke boeken en schrijvers gedurende een bepaalde periode (1750-80) in Frankrijk invloed hebben gehad.Ga naar voetnoot1) Hij ging daarbij uit van de stelling, dat de schrijvers, die het meest gelezen werden, noodzakelik ook invloed op het geestesleven van hun tijdgenoten hadden; het kan gebeuren, dat een schrijver, die tegenwoordig nog bekend of beroemd is, in zijn eigen tijd weinig gelezen is en omgekeerd kunnen boeken, die bij tijdgenoten grote opgang maakten nu geheel vergeten zijn. De bibliografieën, die de verschillende herdrukken der werken vermelden, geven al enig licht in deze zaak, maar wanneer we willen weten welke boeken in een bepaalde periode ook werkelik gelezen werden, dan moeten we ons tot de catalogi van partikuliere bibliotheken wenden en met dat doel voor ogen heeft Mornet de catalogi van verschillende verzamelingen onderzocht. Ik wil hier de resultaten van een soortgelijk onderzoek vermelden. We weten, dat de 18e eeuw bij ons in de Nederlandse letterkunde de periode van de verfransing geweest is, men bewonderde wat uit Frankrijk kwam, las veel Frans en werkte naar Frans model; maar welke werken werden er nu gelezen? Voor de eerste helft van de 18e eeuw heb ik deze vraag getracht te beantwoorden door na te gaan, welke Franse titels er in de catalogi van de partikuliere bibliotheken uit die tijd voorkomen. Het lag voor de hand om, waar de nieuwe periode in de Nederlandse letterkunde ± 1680 aanvangt, ook bij de catalogi van 1680 te beginnen, maar dit bleek niet mogelik te zijn. De bibliotheek van de ‘Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels’ bezit een verzameling catalogi van partikuliere bibliotheken, maar die van vóor 1700 zijn op het ogenblik in België uitgeleend en voorlopig dus niet terug te krijgen. Daarom heb ik me nu bepaald tot het tijdperk 1700-1750. De catalogi, die gebruikt zijn, zijn alle kort na de dood | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de bezitters bij de openbare verkoop van de verschillende boekerijen opgemaakt. De catalogus van 1700 is dus van iemand, die in 1700 stierf en ± 1680 zijn boekerij voor het grootste deel al wel had. Het bezwaar, dat de periode waarover het onderzoek loopt te laat begint, vervalt dus. Een ander bezwaar is, dat een boekverkoper, die een bibliotheek veilde, verschillende werken in de catalogus kon opnemen, die niet tot de oorspronkelike verzameling behoorden, maar die hij zelf bezat en zo van de hand wilde doen. Dit bezwaar heb ik vrijwel kunnen ontkomen door: 1e nooit anonyme catalogi in het onderzoek te betrekken, 2e de lijsten van libri omissi en appendices niet te gebruiken. In deze lijsten konden gemakkelik boeken ingevoegd worden, maar dat ging niet zo gemakkelik in de catalogus zelf, wanneer buitenop de naam van de bezitter vermeld was, 3e geen bibliotheken te onderzoeken, die aan boekverkopers behoord hebben. Om het onderzoek zo zuiver mogelik te doen zijn, heb ik evenmin gebruik gemaakt van boekenlijsten, die aan réfugiés behoorden. Deze lazen natuurlik meer Franse boeken dan een geboren Nederlander en volgden geheel de Franse smaak. Ook de boekerijen van Nederlanders, die een groot deel van hun leven buitenslands woonden zijn ter zijde gelaten en natuurlik ook de catalogi van bibliotheken van buitenlanders, die hier verkocht werden.Ga naar voetnoot1) Men zou tegen de resultaten van een dergelijk onderzoek kunnen inbrengen, dat een boek nog niet veel gelezen behoeft te zijn, omdat het vaak in een catalogus voorkomt. Wanneer men over 200 jaren eens een onderzoek wilde instellen naar wat wij 19e en 20e eeuwers lezen, dan zou men b.v. in menige bibliotheek een Goethe of Shakespeare aantreffen, die alleen als pronk in de kast staat maar nooit gelezen wordt. Toch zou men daar dan uit mogen opmaken, dat Goethe en Shakespeare in de 19e eeuw voor beroemde schrijvers werden gehouden en het noodzakelik was, dat iemand, die voor een beschaafd mens wilde doorgaan, ze in zijn boekenkast had. Wanneer men echter naast de volledige Goethe nog een afzonderlike uitgave van de lyriese gedichten en een Faustkommentaar zou vinden, dan zou men | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mogen aannemen, dat de bezitter ook werkelik in deze boeken las. Een onderzoeker, die vaak een 18e eeuwse druk van Sara Burgerhart of een oude Vondeluitgave vond, zou daaruit mogen besluiten, dat Vondel en Wolff en Deken in de 20e eeuw nog schrijvers waren, die in aanzien stonden; vond hij daarnaast de talrijke herdrukken van Vondels treurspelen en van Sara Burgerhart in Wereld-Bibliotheek en andere uitgaven, dan had hij een zeker bewijs, dat deze werken nog druk gelezen werden. Zo is het ook met de 18e eeuwse catalogi. Wanneer we daar vaak een Corneille in aantreffen, volgt daaruit, dat Corneille in het begin van de 18e eeuw voor een beroemd schrijver gold, maar nu zien we in de meeste catalogi naast een 4o nog een 8o uitgave, of een afzonderlike uitgave van de Cid en van de Imitatio-vertaling, en dus mogen we zeggen, Corneille was toen niet alleen bekend, maar werd ook nog gelezen. Evenzeer geven 18e eeuwse herdrukken van 16e eeuwse schrijvers ons aanleiding om te beweren, dat die auteurs in de 18e eeuw ook nog gelezen werden. Een Frans klassiek auteur, die niet in de catalogi genoemd wordt, is hier ook niet gelezen. Men kan niet zeggen, zo'n werk is bij de verkoop van de bibliotheek misschien achtergehouden, want het zou al heel toevallig zijn, wanneer eén bepaalde schrijver steeds werd achtergehouden; bovendien heeft men vóor in verschillende catalogi vermeld, dat een deel van de bibliotheek niet verkocht werd, en dergelijke catalogi heb ik niet in het onderzoek betrokken. Op vele punten zou men bij een onderzoek naar onze hedendaagse lektuur op een andere wijze te werk moeten gaan. Iemand, die nu b.v. de populariteit van de romans wilde onderzoeken, zou zich niet tevreden mogen stellen met catalogi van partikuliere bibliotheken na te lezen, zeker niet in Nederland, waar partikulieren in het algemeen maar weinig romans bezitten. Zo iemand zou echter de administratie-boeken van leesbibliotheken door moeten bladeren en dan zien welke werken veelvuldig gevraagd werden. Maar in de 18e eeuw toen deze inrichtingen nog niet bestonden en door de slechte verbindingen nog niet zoveel boeken geleend werden, wijst het betrekkelik weinig voorkomen van romans wel op een geringe belangstelling voor dergelijke werken. De catalogi kunnen zeker ook het een en ander zeggen over de populariteit van de dii minores, de schrijvers van het tweede plan, die men fatsoenshalve niet in zijn boekenkast behoefde te hebben, maar die op het lezende publiek toch zeker van invloed geweest zijn en zo hun plaatsje in de kultuurgeschiedenis veroverd hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.De 100 bibliotheken waarover dit onderzoek loopt, hebben aan verschillende klassen van mensen behoord. Onder de 100 bezitters treffen we 24 theologen, 13 philologen en historici (deze rubriek is gekombineerd omdat verschillende historici tegelijkertijd hoogleraren in grieks of latijn waren) 10 juristen, 21 regeringspersonen, 5 medici, 1 geograaf, 1 schilder, van de overigen is geen beroep vermeld. De bibliotheken zijn uit alle gedeelten van ons land, zoowel van het platteland als uit de steden en geven dus niet de smaak van eén bepaalde streek weer. Om de grootte van de bibliotheken na te gaan, werd steeds het aantal werken, niet het aantal banden geteld en bij het tellen van de Franse boeken, zijn de werken, die wel in het Frans, maar door Hollanders geschreven zijn, niet meegerekend. Onder de onderzochte bibliotheken zijn er 15, die minder dan 1000 boeken bevatten en verder hebben
De meeste bibliotheken bestaan voor het grootste deel uit wetenschappelike werken, terwijl de eigenlike letterkundige rubriek gewoonlik maar een geringe plaats inneemt. Het meest kenschetsende voor deze bibliotheken is hun universeel karakter: wel hebben de juristen meer juridiese, de meeste medici meer mediese boeken, maar allen hebben boeken van de verschillende faculteiten. Elke jurist heeft tevens een aantal theologiese en mediese boeken en elke theoloog een aantal juridiese; bovendien hebben de meesten een zekere voorkeur voor theologiese en historiese geschriften. Waar er zo'n belangstelling voor wetenschappelike werken bestaat, wekt het geen verwondering, dat de meerderheid van de gelezen boeken in het latijn geschreven is; bibliotheken, waarvan het grootste gedeelte uit Nederlandse boeken bestaat, vormen de minderheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als voorbeeld van verdeling geef ik hier de getallen voor de bibliotheek van Everh. Rousé, magistraatspersoon uit Deventer, van 1728. Het gehele aantal werken bedraagt 4487, in de volgende rubrieken verdeeld: theologie 772, rechten 1162, medicijnen en natuurlike historie 202, wiskunde, natuurkunde en filosofie 198, geschiedenis, aardrijkskunde, enz. 1040, letterkunde, grammatica en lexicographie 698, miscell. 415Ga naar voetnoot1). Van deze boeken zijn 7% in het Nederlands geschreven, 14% in het Frans, 2% in het italiaans, de rest is latijn.Ga naar voetnoot2) Van de 100 bibl. zijn er 12, die in het geheel geen Franse boeken bevatten: daarvan zijn er 5, die minder dan 1000 ex. hebben, 2 van 1000-1500, 3 van 2000-2500, 1 van 2000-3000, en 1 van 3000-4000. Het zijn dus meestal de kleine bibliotheken. Het percentage van het totaal aantal Franse boeken bedraagt voor
Om de waarde van deze sijfers juist te waarderen, zal ik hier enige voorbeelden geven van bibliotheken, waarvan ik het percentage voor verschillende talen heb nagegaan.
De overige moderne talen in aanmerking genomen, is het percentage voor de Franse boeken dus vrij hoog. De meeste boeken in moderne talen behoren in een tijd, dat de wetenschap zich bijna uitsluitend van het latijn bediende tot de rubriek letterkunde, hoewel ook daar dikwijls weer het grootste gedeelte uit latijnse en grieksche boeken bestaat. Hieronder volgt nu een lijst van de Franse schrijvers en Franse vertalingen, die het meest in de catalogi gevonden worden. Achter elke naam staat het sijfer, dat het aantal bibliotheken aanduidt, waarin men werk van een bepaalde schrijver kon aantreffen. Hierbij moet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men dus nog in het oog houden, dat van één schrijver wel verschillende uitgaven en verschillende werken in één bibliotheek konden voorkomen en dat het hier genoemde sijfer alleen op het aantal bibliotheken slaat. De boeken, die in minder dan 10 bibl. voorkomen, zijn niet aangegeven om de lijst niet te lang te maken. Ook omvat deze lijst behalve de bijbel en de psalmen alleen werken uit de rubriek letterkunde, daar het er ons voornamelik om te doen is, na te gaan welke Franse letterkundige werken invloed op Nederlands geestesleven hebben uitgeoefend.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij dit bonte mengelmoes valt het op, dat de auteurs, die in onze dagen de grootste zijn, lang niet altijd het meest gelezen werden. Men had blijkbaar voorkeur voor werken, die de wetenschap populariseerden (Bayle b.v.), voor bijbelvertalingen en ook voor vertalingen van de klassieken. Om de verschillende sijfers duideliker te doen spreken wil ik hier enige rubrieken afzonderlik behandelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.De grote auteurs uit de 17e eeuw. Hieronder volgt een korte lijst van de grote auteurs van de 17e eeuw, die het veelvuldigst voorkomen, Het zijn dus meest schrijvers, die reeds dood waren in de tijd, dat de catalogi gemaakt werden.
Zoals men ziet komen de schrijvers, die moraliseren en bespotten boven aan. De menschenkenner La Fontaine, die op ironiese wijze de menselike ondeugden bespot, de dieren zo naturalisties tekent en zijn lezers nog een les in moraal meegeeft moest in het oude land van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Reinaert wel veel belangstelling vinden. Zijn tooneelstukken en brieven worden ook wel gelezen, maar de fabels en de vertellingen komen in de eerste plaats. Hierbij moet ik er al dadelik op wijzen, dat de Hollanders ook toen een zekere voorliefde voor min of meer équivoque verhalen hadden; het grote aantal exemplaren van La Fontaines contes is er om dit te bewijzen, terwijl ook hieronder de populariteit van vele dergelijke boeken aangetoond zal kunnen worden. Ook het spottende element in de werken van Boyleau werd hier zeer gewaardeerd, al verhinderde het lezen van Boyleau's satiren niet, dat werken van schrijvers, die door hem waren aangevallen, toch ook vrij vaak voorkwamen, misschien om Boyleau's kritiek te kontroleren! b.v. Chaplain, La Pucelle (24), St. Amand (17). Het is natuurlik, dat Boyleau's werken in groten getale in bibliotheken worden aangetroffen in de tijd, dat zijn theorieën zo veel invloed kregen. In een tijd van verval van de eigen letterkunde had het publiek grote belangstelling voor theoretiese kunstbeschouwingen en las die met zekere voorliefde, zowel de moderne als de antieke, Boyleau, Le Bossu zo goed als Horatius en Aristoteles. De smaak van het schouwburgpubliek kwam niet geheel overeen met die van de lezers. De stukken van Corneille en Molière zijn in allerlei bewerkingen en vertalingen druk gespeeld en bewonderd, van Molière tot diep in de 18e eeuw en ook de stukken van Racine en zijn navolgers werden met veel sukses opgevoerd; velen stelden zelfs Crébillon even hoog als Racine zelf.Ga naar voetnoot1) Het lezend publiek komt hier in zoverre mee overeen, dat ze ook Corneille en Molière bovenaan stellen, maar de fijne psycholoog Racine vond vanzelf minder waardering, dan de oratoriese Corneille. Op het toneel konden de Amsterdammers nog de forse stemmen en brede gebaren van de toneelspelers bewonderen, maar voor de bewoners van de kleine steden en het platteland, die de stukken alleen konden lezen, misschien een enkele zien opvoeren, moest de lektuur van Racine, die zoals de slechte vertalingen bewijzen, heel ver van de Nederlanders afstond, weinig voldoening geven. De retoriese Corneille daarentegen heeft ook de lezers gepakt door de grote zedelike kracht van zijn helden, in velen konden ze als het ware het beeld van de eigen krachtige 17eeeuwse voorouders terug vinden. De werken van de op het toneel zo zeer bewonderde Crébillon worden slechts in 4 bibl. aangetroffen. Fénélon, van wie in het biezonder steeds de Télémaque (38) vermeld wordt, zal hier om zijn moraliserende, opvoedkundige waarde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelezen zijn. En zo diep gaat de belangstelling, dat men zich niet alleen tot het lezen van het werk zelf bepaalt, maar ook wil weten wat de kritiek ervan zegt. In 14 bibl. vindt men kritieken op Fénélons epos, vooral de Télémacomanie, het werk van de abbé Faydit, die Fénélon van onzedelikheid beschuldigt en er hem in navolging van Boyleau's leer een verwijt van maakt, dat hij te veel de mythologiese figuren met het kristelike element vermengt. Filosofiese werken hebben vooral de aandacht getrokken als er godsdienstige kwesties in behandeld werden, vandaar dat Descartes en Pascals Pensées zo vaak voorkomen. Ook Bossuet, die in zijn Histoire universelle het wereldgebeuren als een werk van Gods hand beschouwt, werd om zijn godsdienstige geschiedbeschouwing vrij veel gelezen. Het is daarentegen wel opmerkelik, dat La Rochefoucauld geheel ontbreekt; 3 bibl. hebben zijn Maximes, 2 zijn Mémoires. Was het karakter van de Maximes te hooghartig en scepties om hier belangstelling te wekken? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.De schrijvers van het tweede plan. Het zijn lang niet altijd de grootste schrijvers, die de meeste belangstelling wekken; auteurs, die nu vergeten zijn, werden hier in de 18e eeuw nog druk gelezen en zelfs werden er Franse werken gelezen, die in hetzelfde tijdperk in Franse bibliotheken weinig werden aangetroffen. De volgende lijst wijst dit uit:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze sijfers spreken nog duideliker wanneer men ze met die van de grote schrijvers vergelijkt. Balzac, de breedsprakige prosateur, en de precieuse Voiture uit het begin van de 17e eeuw werden niet veel minder gelezen dan Molière en Corneille, St. Evremond meer dan Racine. Wat heeft de mensen in Balzac en Voiture nog zo kunnen interesseren? Ze hebben voor een groot deel geholpen de Franse prozastijl te vormen, maar diepe gedachten zal men in hun werken niet veel aantreffen. Werden ze om de vorm gelezen en werd de gekunstelde Voiture met zijn navolger Le Pays genoten als ‘bel esprit’ evenals b.v. Sarazin of de Scudéry's? Het is niet onmogelik in een tijd, toen de ideeën van het beruchte Nil Volentibus Arduum nog nawerkten. Bij St. Evremond moeten we ook niet vergeten, dat hij enige tijd in Holland heeft doorgebracht, daar betrekkingen heeft aangeknoopt met een kring van Spinoza-vereerders en dus niet zo spoedig in Holland werd vergeten. St. Evremond had een epicuristiese levensopvatting en voor dergelijke mensen, die in vrede wilden leven en van het goede der aarde genieten, hebben de 18eeuwse Hollanders blijkbaar veel gevoeld, getuige de vele lezers, die o.m. Montaigne en Guy Patin gevonden hebben. In het begin van de 18e eeuw is het verlangen naar kennis, de eerbied voor de wetenschap, die in de 2e helft van die eeuw zo groot zijn, al aanwezig. Werken, die de wetenschap populariseerden, werden met graagte gelezen en trokken, zoals we zullen zien, meer belangstelling dan romans. Aan dit streven om zijn kennis te vermeerderen is het toe te schrijven, dat de brieven van de geneesheer Guy Patin, die op populaire wijze de meest verschillende onderwerpen behandelen en die van de kardinaal d'Ossat over de diplomatie zo vaak voorkomen. De politieke tinnegieters, die nog niet zo veel kranten hadden als tegenwoordig, vermaakten zich met d'Ossat en de werken over diplomatie van Wicquefort, die ik hier niet heb meegeteld, omdat hij wel in het Frans schreef, maar zelf een Hollander was. De reisverhalen van Chevreau en de Pluralité des Mondes van Fontenelle werden zeker ook om hun populair-wetenschappelike inhoud gelezen, terwijl van Le Bossu vooral de Traité de l'Épique en van La Mesnardières La Poétique als kunstleer de belangstelling had. Rabutin, die in zijn tijd voor een autoriteit gold en naar wiens kritieken men verlangend uitzag, was ook nog niet geheel vergeten. De moraliserende schrijvers nemen ook bij de dii minores een voorname plaats in. De la Mothe du Vayer zal als volgeling van Montaigne en Bayle, die beiden veel voorkomen, Malebranche als Cartesiaan veel gelezen zijn. Het is ook opmerkelik, dat katholieke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
priesters en Jezuieten als Bellegarde, Rapin en Le Moyne, hoewel nu vergeten, in een protestant land als Nederland toen veel gelezen werden. Evenzo vindt men de Katholiek-religieuze Entretriens solitaires van Brébeuf. De de Nederlanders aangeboren zin voor humor en het komiese bezorgden Scarron, Du Verdier en Le Noble veel lezers. ‘Le genre burlesque’, dat in Frankrijk al uit de mode was, werd hier nog bewonderd, want niet alleen werden de Virgile burlesque en le Roman comique van Scarron gelezen, maar ook Scarrons voorloper St. Amand en de burleske gedichten van Cyrano de Bergerac, in vele 17e en 18eeuwse herdrukken. Wanneer Hollanders geestig zijn, worden ze al gauw plat en ook voor platte lektuur schrikken ze niet terug. In 22 catalogi vinden we de werken van Le Noble, een onbetekenend schrijver, die onder de naam van zijn maîtresse verschillende geschriften liet uitkomen, die evenals zijn vertaling van Persius' Satiren vol toespelingen waren op bekende Parijse figuren. Veel onzedelike boekjes werden hier in het begin van de 18e eeuw gedruktGa naar voetnoot1) en evenveel dergelijke Franse boekjes werden er gelezen. In geen bibliotheek ontbreken de ‘aventures galantes’, ‘amours et amourettes’, ‘galanteries du roi de France’ enz., maar dat feit verhindert niet, dat men daarnaast in zo'n zelfde bibliotheek de Imitatio Christi in verschillende Franse vertalingen vindt. Het lichte genre, de bundels met kleine, korte gelegenheidsgedichten, pastourelles, enz. vallen hier minder in de smaak, er worden immers niet zo heel veel exemplaren gevonden van Bensérade, Mme Deshoulières en daar er van Théophile alleen ‘oeuvres’ vermeld is, kan men niet uitmaken of hij om zijn kleine lyriese gedichten of om zijn libertijnse werken genoten werd. In het algemeen is er ook, zoals gezegd, veel meer belangstelling voor populair-wetenschappelike en moraliserende werken dan voor romans. Van de volgende bekende romans heb ik de exemplaren geteld:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7 ex. van la Princesse de Clèves, een van de beste 17e eeuwse romans, is wel heel weinig tegenover 34 ex. van Guy Patin. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V.De tijdgenoten. Het spreekt van zelf, dat het aantal exemplaren van werken van tijdgenoten niet zo groot kan zijn als van die uit de 17e eeuw. Een werk, zoals de Lettres Persanes, in 1721 verschenen, kan nog niet zo veelvuldig voorkomen, maar wanneer men dit in aanmerking neemt, en de sijfers voor de contemporaine werken bekijkt, blijkt toch wel, dat men hier in Nederland ook vrij getrouw de nieuw uitgekomen werken uit Frankrijk las. De meest voorkomende hiervan zijn:
De werken van een verzenmaker als De la Motte werden evenveel gelezen als die van Racine, wanneer men bedenkt, dat onder de gevonden titels vooral voorkomen de Iliade van 1714 en de fabels van 1719, die een gedeelte van de bibliotheken dus onmogelik al konden bezitten. Niet alleen de moraliserende fabels en oden trokken de aandacht, maar vooral de zeer spesiale Homerus-vertaling; De la Motte brengt hier grote veranderingen in aan om te laten zien hoe Homerus, wanneer hij in de 18e eeuw had geleefd, de Ilias geschreven zou hebben. Het protest, dat hiertegen in Frankrijk weerklonk, werd ook in Nederland aangehoord en de kritieken van Mme Dacier, de bekende Klassieken-vertaalster, op De la Motte waren in verschillende Nederlandse bibliotheken aanwezig. Reeds vroeger hebben we naar aanleiding van Fénélon kunnen opmerken, dat men zich hier voor de letterkundige twisten in Frankrijk interesseerde, dat de belangstelling in Franse letterkunde dus geen mode, maar werkelik een van diepgaande aard was. Ik kan er hier nog bijvoegen, dat men in verschillende bibliotheken de polemieken van Costar en Voiture vindt, die dus reeds lang geleden verschenen waren, verder de Défense de La Bruyère, die er van beschuldigd was in zijn Caractères toespelingen op tijdgenoten gemaakt te hebben, en de polemieken van Ménage en Baillet naar aanleiding van hun verschillende letterkundige kritieken. Het hoge sijfer van le Chef-d'oeuvre d'un inconnu, de persiflage op de klassieke filologen, is naast de spotttende inhoud zeker ook te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wijten aan het feit, dat Thémiseul de St. Hyacinthe lange tijd in Holland heeft gewoond. Voltaire, die later zoveel invloed uitoefende op het toneel en door zijn ideeën ook op de denkbeelden van zijn landgenoten en buitenlandse tijdgenoten, wekte al vroeg de belangstelling zonder dat men reeds voor een bepaald werk de voorkeur had. De ene bibliotheek bezat de Histoire de Charles XII, de andere weer de Lettres anglaises, maar er is geen spesiaal boek van Voltaire, dat meer dan zijn overige werken gelezen werd. De getallen van J.B. Rousseau en Barbier bewijzen ook, dat men hier de Franse smaak vrijwel volgde. Nu vergeten, waren beiden in hun tijd beroemd en bewonderd, zo zelfs dat Rousseau voor de grootste dichter van zijn tijd gold; geen wonder dus, dat zo'n bekend man ook over de grenzen zijn lezers vond. Het is natuurlik, dat van de Franse tijdschriften die het meest gelezen werden, die in Holland uitkwamen onder redaktie van Le Clerc en Bayle. Toch wijst het groot aantal lezers ervan ook op de belangstelling van Hollanders in Frans geestesleven, want hoewel in Holland geschreven, werden er haast geen Hollandse, maar bijna uitsluitend Franse werken in behandeld. Ook hieruit ziet men weer de belangstelling, die de Hollanders voor kritieken hadden. De meest voorkomende tijdschriften wil ik nog even noemen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI.16e eeuwse schrijvers. De 16e eeuwse schrijvers moeten in de 18e eeuw nog niet zo verouderd zijn geweest als men dat nu wel zou denken. Integendeel uit de veelvuldige herdrukken blijkt wel, dat de nog overgebleven exemplaren niet talrijk genoeg waren om aan de kooplust van het lezend publiek te voldoen, en dat er een weer oplevende belangstelling in de 16e eeuwse litteratuur was. De volgende sijfers spreken al voor zich zelf: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Montaignes invloed blijft niet beperkt tot de tijden van Spieghel en Hooft; de vredelievende filosoof, de praktiese epicurist, die zo veel eerbied voor de rede had, bekoorde de hoger ontwikkelde en de middelmatige Nederlanders. Er ligt een grote afstand tussen de oppervlakkige kennis van Montaigne en de encyclopaediese geleerdheid van RabelaisGa naar voetnoot1), toch worden beiden bijna evenveel aangetroffen en het komt me voor, dat niet zozeer die geleerdheid als wel het boertige en platte element bijgedragen hebben tot de verspreiding van Rabelais' geschriften in Holland. Ten onrechte heeft Fred. Muller dan ook in zijn bekende catalogus gezegd, dat Rabelais hier nooit recht populair is geweestGa naar voetnoot2): Rabelais' werken bereiken een hoger sijfer dan die van Racine en werden in 1741 nog in Amsterdam herdrukt. Malherbes, de vereerder van het gezonde verstand, meer dichter met dat verstand dan met het hart zal in de tijd, waarin men vooral op de vorm acht gaf, om zijn glad lopende verzen gelezen zijn; grote ideeën zou het publiek bij hem ook niet gevonden hebben. Ronsard, de in zijn tijd alom gevierde dichter is later door zijn te grote gewrongenheid en moeilike taal in vergetelheid geraakt. Toch moet men niet menen, dat zijn invloed na het midden van de 17e eeuw voor goed verdwenen is. In Nederlandse bibliotheken zijn van Ronsards werken o.m. drukken van 1623 en 1729 geweest en in Franse bibliotheken vindt men ook 18e-eeuwse herdrukken. Zonder een grote lezerskring kon Ronsard niet na twee eeuwen nog herdrukt zijn en al heeft hij misschien geen invloed op de latere schrijvers gehad, bij het publiek wekte hij toch nog steeds bewondering. Ook van Marot is een 18e-eeuwse herdruk bekend van 1731. Men moet bij het sijfer voor Marots werken in het oog houden, dat zijn psalmvertaling niet mee is gerekend. Marot en Du Bartas werden in de 18e eeuw misschien nog om hun protestantisme gelezen, zoals Du Bartas in de meeste protestantse landen bekend is gebleven.Ga naar voetnoot3) De duidelike, eenvoudige Marot werd evenzeer gelezen als zijn tegenstander, de duistere, gewrongen Ronsard, zoals men ook de satiren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dichter Regnier las, die Ronsard weer tegen Malherbes verdedigde. Het schijnt alsof de 18e eeuwers het, audi et alteram partem ook in de litteratuur opvolgden, zowel aangevallen schrijvers als hun aanvallende critici vonden een belangstellend publiek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII.Vertalingen. Een zeer biezondere eigenaardigheid in de 18e eeuwse bibliotheken vormen de vele Franse vertalingen, die in drie rubrieken te verdelen zijn, de bijbel- en psalmvertalingen, de vertalingen van klassieken en die van Engelse schrijvers. In 54 bibliotheken wordt la Sainte Bible aangetroffen in éen of meer uitgaven, daarnaast nog in 53 een afzonderlike vertaling van het Nieuwe Testament en in 44 éen of meer psalmvertalingen. Geen enkel boek bereikt zo'n hoog sijfer als de bijbel of het N.T. en ook het sijfer van de psalmvertalingen behoort tot de hoogste. Men moet hierbij in het oog houden, dat lang niet alle bezitters tot de Waalse gemeente behoorden en dat ze naast hun Franse ook Nederlandse bijbelvertalingen bezaten. Evenals de grote belangstelling voor theologiese werken niet alleen tot de predikanten beperkt bleef, vindt men de verschillende bijbel- en psalmvertalingen ook bij mensen van zeer verschillende aanleg en opleiding. Talrijk zijn vooral de psalmvertalingen van Marot en Béza, maar daarnaast treft men b.v. ook de parafraze van Godeau aan. Sommige verzamelaars bezitten veel verschillende vertalingen, misschien om door vergelijking van die van elkander afwijkende vertalingen, studie van de psalmen te maken. Het getuigt van de zucht naar algemene ontwikkeling, dat 7 bibliotheken de Koranvertaling van Du Rijer bezitten, het zijn echter alle bibl. van na 1745. Evenzo vond ik 10 bibl. met vertalingen van Flavius Josephus en 24 met minstens éen vertaling van de Imitatio Christi. Corneilles bewerking in verzen van de Imitatio, die in 19 bibl. aanwezig is, schijnt de meest geliefkoosde geweest te zijn De volgende lijst geeft het aantal bibliotheken, die vertalingen naar klassieken hebben. Deze boeken zijn werkelik vertalingen, een verwarring met Franse uitgaven van de originelen is onmogelik, daar die altijd met latijnse titels, de Franse vertalingen daarentegen met Franse titels worden opgegeven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waarom bezat men zo'n aantal Franse vertalingen? Wanneer men over 200 jaren eens een onderzoek naar de vertalingen van klassieken in de tegenwoordige bibliotheken zou instellen, dan zou men die vooral in verzamelingen aantreffen, die geen griekse of latijnse originelen bevatten, dus van mensen die geen grieks en latijn kennen of van mensen, die de vertalingen naast het origineel hebben, hetzij ze die op de schoolbanken als zogenaamde ‘spiervertalingen’ gebruikten, hetzij ze op latere leeftijd geen voldoende kennis van de oude talen meer hadden om een werk zonder hulp van een vertaling te kunnen lezen. Nu komen er in de 18e-eeuwse bibliotheken zoveel in het latijn geschreven boeken voor, dat het niet aangaat te veronderstellen, dat men de latijnse schrijvers alleen met behulp van een vertaling had kunnen lezen. Een jurist b.v., die haast al zijn wetenschappelike boeken in het latijn moest lezen, kon ook nog wel Caesar of Livius vertalen. Voor een klein gedeelte waren de vertalingen misschien wel voor het vrouwelike deel van het huisgezin bestemd, dat geen grieks of latijn kende. Hiervoor konden Nederlandse vertalingen, die ook voorkomen, evengoed gebruikt worden, maar men had nu eenmaal een voorliefde voor al wat Frans was. Bij het beoordelen van deze zaak moet men er echter op letten, dat de Franse vertalingen meer bewerkingen dan vertalingen moeten heten. Wanneer men van éen schrijver vier verschillende vertalingen bezat, waren dat eigenlik vier verschillende werken. Zo ver als La Motte en Le Noble, waarvan hierboven al gesproken is, gingen de meeste vertalers natuurlik niet, maar toch werd er vaak genoeg het een en ander in de oorspronkelike tekst gewijzigd en vertaalde men niet met de angstvallige nauwkeurigheid van de moderne bewerkers. Eén bibliotheek bezat een Anacreon-vertaling van Dacier, Le Fèvre, Longuepierre en le Poète sans fard en dit is maar éen voorbeeld ter illustratie, zo zou ik er meerdere kunnen noemen. Zoals men ziet was de belangstelling gelijkelik over Griekse en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
latijnse schrijvers verdeeld, men las van alles, de historiese werken, toneelstukken, de aesthetiese beschouwingen, epos en lyriese gedichten. Wijst het hoge getal voor Anacreon reeds op belangstelling voor de komende Anacreontiese gedichten of komt hier weer de zucht naar het enigszins gewaagde voor den dag? De Engelse schrijvers zijn via het Frans voor het eerst naar Nederland gekomen, nog maar weinig Nederlanders kenden Engels en het aantal Engelse boeken in Nederlandse bibliotheken was gering. De meest voorkomende Franse vertalingen van Engelse schrijvers zijn:
De enkele andere Engelse boeken, waarvan slechts enige vertalingen werden aangetroffen, zijn hier niet meegerekend. Van Locke zijn vooral de Essay philosophique concernant l'entendement humain (13) en l'Éducation des enfants (12) bekend. Er is in de 18e eeuw een grote plaats aan de filosofie ingeruimd en de rationalist Locke, de vereerder van het gezond verstand, in de opvoedkunde de voorloper van Rousseau vond veel lezers evenals Swift, die vooral met zijn Conte du Tonneau vertegenwoordigd is. Ook hierbij moet men bedenken, dat er meer exemplaren van Locke dan van de jongere Swift aanwezig konden zijn. Men behoeft maar even aan de Nederlandse spectatoriale geschriften te denken om te begrijpen, dat Steele hier ook zijn lezers vond. Van Milton wordt alleen le Paradis perdu genoemd en dit werk wordt dan nog in de catalogi meestal niet onder de rubriek bellettrie, maar onder theologie vermeld. Met een enkel woord moeten hier nog de dictionnaires genoemd worden.
Het gebruik van encyclopaediese werken als van Furetière en Bayle valt geheel in de geest van de 18e eeuw. Bayles populariteit - behalve zijn dictionnaire en tijdschriften worden zijn theologies-filosofiese werken nog in 20 bibl. gevonden - is voor een gedeelte ook wel te wijten aan het feit, dat hij zo lang in Holland gewoond heeft; de vurige strijder voor verdraagzaamheid en gewetensvrijheid, in dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opzicht hier de voorloper van de engelse filosofen, moest in Holland veel aanhang vinden. Bayles Dictionnaire historique et critique is in oorsprong een verbetering van Moréri's werk, maar de belangstelling is hier zo groot, dat men naast Bayle ook nog Moréri heeft. In de 18e eeuw zijn de taalkundige kwesties aan de orde van den dag en men wil niet alleen in navolging van Pels en de zijnen presies uitmaken wat in de eigen taal goed en niet goed is, maar men wil ook weten wat in het Frans goed en fout is. Naast de Dictionnaire de l'Académie maken verschillenden ook nog gebruik van Furetière, Richelet en het etymologies woordenboek van Ménage, naast Halma, waarvan ik het aantal exemplaren niet geteld heb, omdat hij een Nederlander was, gebruikt men nog de Dictionnaire francais-flamand van d'Arsy. Zelfs hebben 16 bibl. nog de Remarques sur la Langue française van Vaugelas, die de regels vast wilde stellen voor wat goed en foutief Frans was, terwijl 15 bibl. de taalkundige werken van Ménage bezaten. De bewondering en eerbied voor het gezag van de ‘onsterfelike’ leden van de Académie ging zo ver, dat men in 20 bibl. een verzameling Harangues des Membres de l'Académie kon vinden.
Zonder nu aan de bovengenoemde sijfers een te groote waarde toe te kennen, meen ik toch wel, dat ze mede aantonen, hoe krachtig de Franse stroming in Nederland in het begin van de 18e eeuw was en welk een bewondering de gemiddelde Nederlanders voor Franse letterkunde hadden.Ga naar voetnoot1) S.A. Krijn. |
|