waarbij de naam wordt voorafgegaan door een bijv. n.w. en waarbij wij een v.n.w. of 'n lidw. gebruiken: Die arme Piet... of De arme Jan wist geen raad... De Engelsen zeggen b.v.: Poor Jack remained all night in the streets. (Die... of De arme Jack...)
En hoe staat het nu met het ‘Lidwoord vóór eigennamen’ in onze ‘langue familière,’ speciaal dan in onze zuidelike provincies en meer biezonder in Brabant, want hier in Holland (Zaanstreek) hoorde ik er nooit van, en in andere gewesten verbleef ik niet lang genoeg om ervaring in deze op te doen; Amsterdam doet er, naar ik meen, niet aan. Maar in het zuiden konstateerde ik duidelik drie onderscheiden gevallen, waarin men in de ‘spreektaal van alle dag’ heel gewoon weg het Lidwoord de (den) zet voor mannelike persoonsnamen; zonderling genoeg doet men het voor vrouwelike niet. Dat men nu (te Eindhoven, Helmond, Den Bosch (?) heel eenvoudig de Fransen of de Duitsers na zou doen, is moeielik aan te nemen, te meer omdat het oudste Nederlands dit verschijnsel al kent. Stoett (Mnl. Syntaxis § 90 b) geeft voorbeelden als: ‘Daer naer quam die Cypio met banieren,’ en voor het vrouwelik: ‘Hier mede verwan die Magdalene den here Jhesum van Nazerene;’ maar hij merkt op, dat de meeste gevallen voorkomen met een genitief des, b.v. ‘in des Diderics tiden.’
Voor het tegenwoordige Brabants zijn de volgende drie gevallen te onderscheiden:
a) Het Lidwoord staat bij voornamen: Den Door (zie ons Puntdicht), Den Thès (Matthijs), Den Theum (Thomas) en enkele andere.
b) Het Lidwoord staat bij familienamen, al of niet gewijzigd of verkort:
Den Brouns, Den Booms, Den Hamer, Den Boex, Den Blox (Bloks), De Wijn, Den Brüning, Den Brans, Den Bax, De Cox, Den Ruth, De Fens, De Philips, De Vlok (Van Vlokhoven), De Vlijm (Vlijminx), Den Derp (Derpen), De Woud (Weytens), De Schreud (Schröder), De Jans (Jansen), De Voster (Vosters), Den Raay (Raaymackers), De Pank (Panken), Den Teunis (Teunissen), enz....
c) Het Lidwoord is gebruikt als sub. b., maar dan vóór een eigennaam, die meestal een min of meer tastbare woordspeling inhoudt op de persoonsnaam (familienaam), soms ook een ongewenste of minder duidelike verkorting is. (b. en c. lopen vaak parallel!): Den Hop (Hoppenbrouwers), De Vlieg (Vliegen), De Vlok (zie boven), De Krab (Crabbendam), Den Hamer (zie boven), De Koning (Koonings), De Spoor (Spoorenberg), Den Herz (Hertzberger), De Som (Van der Sommen), Den Aap (Aben), e.a.