Verder wijs ik nog op Enkhùizen naast Vèènhuizen, Zèvenhuizen.
De heer Schrijnen zegt ook nog, dat aardrijkskundige namen het finale accent dragen als het geheele woord belangrijker beschouwd wordt dan het eerste lid. Dan zouden saamgestelde plaatsnamen, welker samenstelling niet meer duidelijk of verbleekt is, de neiging moeten vertoonen om het finale accent aan te nemen. Maar dan wijs ik op Àrnhem, Àlkmaar, Mèdemblik, Lèèuwarden enz. enz.
Ik geloof niet dat er eenige bevredigende algemeene regel kan opgesteld worden voor de beklemtoning van plaats- of straatnamen.
Wel is 't opmerkelijk, dat -straat in samenstellingen nooit den klemtoon krijgt. Het accent van -gracht in samenstellingen is niet altijd zeker. Het accent van -weg en -laan wisselt af, bijv. Beeklààn, Valkenboschlààn, maar Koningìnnelaan, Pàlmenlaan. Zoo ook -weg, bijv. Pàrkweg, Heiligewèg enz.
In 't algemeen verliest het eerste lid, wanneer het adjectivisch is, eerder zijn accent dan in andere gevallen, bijv. Leiderdòrp naast Oùddorp; Wittesìngel naast Buìtensingel; Haarlemmermèèr naast Làndsmeer; Bommelerwààrd naast Zègwaard. (Vgl. ook nog hoogeschóól, hooglééraar.)
De ouderdom der namen, analogie en plaatselijke omstandigheden hebben op de beklemtoning hun niet altijd na te sporen invloed uitgeoefend.
Semarang.
Z. Stokvis.
* * *
Hoewel Dr. Schrijnen's conclusies mij in 't algemeen aannemelijk voorkomen, schijnt het mij evenwel niet mogelijk, hierdoor alle accenten te verklaren.
Waarom b.v. spreekt men in Amsterdam van het Dàmrak? Is rak dan minder kenschetsend dan gracht of sluis of schans of dijk of poort, plein, markt?
Vanwaar Noordzée en Zuiderzée, terwijl de tegenstelling het initiaal accent zou doen verwachten? En vanwaar naast de Hollandsche namen Niéuwerkerk en Oúderkerk, naast de Friesche Oénkerk, Gíekerk, Oúdkerk en naast den Zeeuwschen Seróoskerke de Groningsche plaatsnamen Hoogkérk en Leegkérk voor dorpen in elkaars onmiddellijke nabijheid, die blijkbaar aan de tegenstelling hun naam hebben te danken? Zou hier een andere oorzaak zijn dan de grilligheid van de taal, die zich niet altijd aan haar eigen wetten wil storen?
Nog iets. Vanwaar in Amsterdam Prins-Héndrikkade naast Stadhouderskáde en Geldersche káde, en Wíllemspark en Vóndelpark naast